of later, in plaats van Cornelius Jansenius, deken van St. Jacob tezelfde stede. In 1558 werd hij rector der hoogeschool, en in 1559, te gelijk met Johannes Ramus en Petrus van der Aa, doctor in de regten. Margaretha van Parma benoemde hem tot haren aalmoezenier en Philips II, in plaats van Martinus Rithovius, tot deken van St. Pieter te Leuven. Ook werd hij kanunnik van St. Pieter te Cassel in Vlaanderen, en eindelijk pastoor te Eyne in het kersspel van Gent. Niet te vreden met al deze titels, zocht hij ook het dekenschap der hoofdkerk te Gent te erlangen.
Hij verzette zich tegen de instelling van nieuwe bisdommen en de vereeniging van zekere abdijen met deze, en begaf zich met Johannes Latomus in 1573 voor deze zaak naar Rome, doch zonder gevolg. Naauwelijks te Leuven weêrgekeerd, werd hij (1574) voor het concilie der bisschoppen te Mechelen geroepen om rekenschap te geven van zijn hun beleedigend schrijven uit Rome aan de monniken van Afflighenm. Hij trok zich dit zoo aan dat hij krankzinnig werd en in het Cellebroedersklooster te Leuven werd opgesloten, waar hij stierf 29 September 1575, in den ouderdom van omstreeks 50 jaren. Volgens Val. Andreas was hij ervaren in het latijn en grieksch en legde hij op twintigjarige leeftijd de zedekunde van Aristoteles uit.
Men heeft van hem.
Decretum B. Jvonis, e Praeposito Fani Quintini (Bellovacorum Ecclesiae) Carnotensis Episcopi; septem ac decem Tomis, sive partibus constans, omnium, quotquot extant hujus argumenti, voluminum amplissimum, ut non immerito, Thesaurus totius Ecclesiastieae disciplinae appellari possit. Opus, cum laboranti et afflictae Ecclesiae plurimum serviens, tum omnibus sacrarum ac Pontificarum rerum studiosis comprimis necessarium, scriptum quidem concinnatumve ante annos amplius quadringentos, sed antehac nunquam editum; nunc vero demum divulgatum curâ ac studio J.M. Gandensis. Lovanii 1561, fol.
Volgens Sweertius hield Molinaeus een redevoering voor Gregorius XIII en de kardinalen, doch meldt niet of ze gedrukt is.
Franciscus Molinaeus, raadsheer in de provincialen raad van Vlaanderen, was zijn broeder.
Zie Sweertii Ath. Belg., p. 455; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 542; Fasti pp. 43, 61, 156, 195; Foppens, Bibl. Belg., T. II. p. 696; Paquot, Mém. T. III. p. 546, 547.