[Johannes de Mol]
MOL (Johannes de), zoon van Petrus de Mol (predikant te Midlum, Jisp en Middelburg), als proponent beroepen te 's Gravenpolder (1749), vervolgens predikant te Nieuw-Loosdrecht (1752), waar hij overleed, vervaardigde reeds als student een gedicht voor J. van den Honerts, Oratio de sapientia et arte oratoria Eccles. 1746. Voorts heeft men van hem een Feestzang op de geboorte van den erfprins van Oranje, graaf van Buren, 8o., en in Boekzaal der Gel. wereld, 1766 a bl. 304-308 een zeer uitvoerig gedicht, getiteld: Loosdrechts Lijk-klacht over 't afsterven van Margaretha Helena Graefland, vrouwe van Mynden en de beide Loosdrechten, weduwe van Mr. Jacob Halewyn.
Zie Boekz. der Gel. Wereld, 1749 b, bl. 120, 736, 1752 b, bl. 531, 1753 a, bl. 464; 34ste Verslag der Hand. v.h. Friesch Genoots. 1862, 1863. bl. 11; Cat. J. Koning, D. II. bl. 325.