[Carel Otto Mitsen]
MITSEN (Carel Otto), zoon van George Freedrik Mitsen, predikant bij de Luthersche gemeente te Kuilenburg, werd aldaar geboren, volbragt zijne studien te Jena, werd als proponent te Amsterdam aangenomen, en na een beroep naar 's Hertogenbosch te hebben afgewezen, door de Staten des Kwartiers van Nymegen in 1724 tot adjunct van zijn vader benoemd. In 1731 ging hij naar de gemeente te Rotterdam over, werd in 1745 emeritus, en overleed den 20 April 1747, op een leeftijd van 47 jaren en nagenoeg 4 maanden.
Hij gaf in het licht:
Eene Hoogd. overzetting van P.J. Spener, Eenvoudige verklaring der Christelijke leere na de order van de kleine Catechismus van Lutherus, in vragen en antwoorden en met schriftuurptaatsen bevestigt. 1754, 8o.
Laatste Leerrede (over Ps. 121 vs. 8) in de Oude Kerk van de Ev. Luth. Gem., d'ontv. Augsb. Gel. toegedaan. Rotterd. 1736, 4o.
Het laatste Huys des Heeren boven 't eerste verheerlijkt en met vrede begaaft, naar de bootschap van Haggai 2 vs. 10 ter inwijding enz. Rotterd, 4o.
Zie Scholtz, Jacobi en Nieuwenhuis, Bijdr. tot de Gesch. d. Evang. Luth. Kerk in Nederland, St. I. bl. 61, II. bl. 159 volgg., VII. bl. 78; Kobus en Rivecourt; Glasius, Godgel. Nederl.