Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 848]
| |
die verschillende staatsambten had bekleed, was als uitgewekene te Straatsburg gevestigd, toen zijn zoon aldaar den 12 Aug. 1643 geboren werd. Hij ontving zijn eerste opleiding te Heidelberg, studeerde ook aldaar in de godgeleerdheid, en legde zich onder Hottinger op de Oostersche taal en letterkunde toe, bezocht de hoogescholen te Marburg en Bazel (1659) waar hij Buxtorf hoorde. In 1662 te Heidelberg teruggekeerd, deed hij een reis naar Frankrijk en Engeland. In Engeland hoorde hij Castellio, Pococke, Pearson, Cudworth, Santeroff, Lightfoot en anderen, en toen hij in 1663 op het punt stond te Oxford in de wijsbegeerte te promoveren zonden hem de Heidelbergsche hoogleeraren het doctoraal diploma in dat vak over. Uit Engeland ging hij naar Holland, bezocht de Leydsche hoogeschool, en in 1664 die van Groningen, waar Alting en Maresius hem hunne vriendschap schonken. In 1667 was hij te Bazel, waar hij tot theol. doctor werd bevorderd, en den 8 Julij van dit jaar aanvaardde hij het hoogleeraarsambt in de Oostersche talen met eene Oratio de doctâ ignorantiâ. Tijdens de strooptogten der Franschen in den Paltz, geraakte Mieg in 1689 in 's vijands handen, bragt negen maanden in een harde gevangenis door, en werd, na het betalen van een aanzienlijk losgeld, door een onbekende geschonken, vrijgelaten. Te Heidelberg teruggekeerd, werd hem door de staten van Groningen en Ommelanden een leerstoel in de godgeleerdheid aangeboden. Hij aanvaardde dien den 15 Junij 1691 met een Oratio inaug. de spiritu ecclesiae christianae harmonico (1691), doch naauwelijks had bij zijne lessen geopend, toen zijn gezin en eindelijk ook hij, door een epidemische koorts werd aangetast. Hij overleed 30 Augustus, en zijn stoffelijk overschot werd in het familiegraf der Camerariussen bijgezet. Hij liet bij zijne vrouw Catharina Modesta Strasburger, 4 zoons en 2 dochters na. Hij schreef: De diebus festis et calendario Romano, en over Maimonides verhandeling et Juramento.
Zie J. Braunius, Orat. funebris in doctiss. S.F. Miegii, Gron. 1611; Muntinghe, Acta secul.; Gedenkb. d. Gron. hoogesch. bl. 51, 52. |
|