Hij gaf in het licht:
Over den invloed der geschiedkunde op de taalkunde in het algemeen, en de noodzakelijkheid van de kennis van de vaderlandsche geschiedenis ter beoefening van de vaderlandsche taal in het bijzonder, in 1829 met goud bekroond door de Kon. Maats. van Vaderl. tael- en letterk. te Brugge.
Geschiedenis van het hoogheemraadschap van Delfland. 's Hage 1847. 4 aflev. niet vervolgd.
Pleitmemoriën, uitgesproken voor het provinciaal geregtshof van Zuidholland, en voor den hoogen raad der Nederlanden over het Tiendregt; waarin de geheele bestaande jurisprudentie over dat onderwerp wordt aangewezen. Vermeerderd met historische aanteekeningen en bedenkingen tegen de verhandeling van Mr. P. van der Schelling en met opgaaf der wettelijke bepalingen: terwijl, behalve de ter dezer zake ingediende stukken en gewezen arresten, meest alle vonnissen en arresten voor het tiendregt als bijlagen zijn opgenomen; en tevens het belangrijk rapport der commissie ten jare 1795 benoemd tot onderzoek der wettigheid of onwettigheid der tienden. 's Hage 1850.
Verhaal eener onteigening ten algemeenen nutte, welke den 28 Febr. 1851 is voltrokken, waaruit gewigtige wenken, vooral bij gelegenheid der vaststelling eener nieuwe wet ontstaan enz. 's Hage 1851.
Officiele geschiedenis der wet van 1806 over het schoolwezen en het lager onderwijs en van de reglementaire bepalingen over dit onderwerp, opgemaakt door de authentieke bescheiden. 's Hage 1857. 2 dn.
Over een charter van graaf Floris V, van 14 Mei 1273; mededeeling van G.H.M. Delprat nader toegelicht, en over charters van graaf Floris V van den jare 1281; met facsimilés van zegels en watermerk. 's Hage 1861.
Hij hield zich ook bezig met de nasporingen over het jus patronatus, zoo als dit in een gedeelte van het aartsbisdom van Utrecht, en wel bepaaldelijk in Holland plaats had, vooral ook wat dit regt betreft, door het kapittel van St. Marie, ten Hove in den Haag, op Amsterdam geoefend.
Zie zijn levensschets door Mr. H.A.A. van Berckel, in Handel. d. Maats. v. Ned. Letterk. te Leyden, van 1866; Chron. v.h. Hist. Genoots. D. II. bl. 293, D. III. bl. 17, 18.