Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk

[Franciscus Antonie Ehnst Meyl]

MEYL (Franciscus Antonie Ernst) werd den 31 Augustus 1793 te Amsterdam geboren. Den 9 April 1802 en derhalve op zeer jeugdigen leeftijd trad hij als kadet bij de marine in dienst. In dat zelfde jaar vertrok hij aan boord van 's lands fregat van oorlog Phoenix naar Oost-Indië, maakte in 1803 op 's lands schip Kortenaer een kruistogt naar Isle de France en de Kaap de Goede Hoop, en terug naar Java; in 1804 een kruistogt op 's lands brik Beschermer, en in 1805 op 's lands oorlogschip Schrikverwekker, waarmede hij den 18 Mei 1806 het ongeluk had schipbreuk te lijden. Te Batavia teruggekeerd en den 27 Junij 1806 overgegaan als kadet bij het korps rijdende artillerie op het eiland Java, werd hij op het daartoe door hem gedaan verzoek, eervol uit het korps zeeofficieren ontslagen, waarhij hem tevens de rang van luitenant ter zee 2^e klasse werd toegekend. Den 7 September 1808 werd hij benoemd tot tweeden luitenant bij het korps rijdende artillerie, en bij de vereeniging van Holland met Frankrijk, in September van dat jaar, in Fransche dienst ingelijfd. Bij gelegenheid van de landing der Engelschen en het daarop gevolgd in bezit nemen van het eiland Java op den 26 Aug. 1811 krijgsgevangen gemaakt, werd hem daarna de aanbieding gedaan om in Engelsche dienst over te gaan, doch hij sloeg dit van de hand, zoodat hij als krijgsgevangene naar Bengalen en vervolgens naar Madras en Engeland gevoerd werd. Bij de gelukkige omwenteling van zeken in December 1813, die ook hem een vaderland terugschonk, werd hij uit de krijgsgevangenschap ontslagen, en haastte hij zich naar Nederland terug te keeren, alwaar hij den 22 Januarij 1814, in zijnen toenmaligen rang van 1^e luitenant bij het korps rijdende artillerie geplaatst werd. Den 8 December 1815 benoemd tot 2^o. kapitein bij dat korps, werd hij den 17 Febr. 1818 bevorderd tot 1^e kapitein bij het 1^e bataillon veld-artillerie. In dien rang is door hem, bij gelegenheid van den opstand in Belgie, en

[p. 809]

de daarop gevolgde krijgsverrigtingen, het bevel gevoerd over de batterij veld-artillerie n^o. 6, welke batterij in 1830 een werkzaam aandeel in de gevechten van Antwerpen bij Waelkern, Duffel, Lier enz. heeft genomen, ten gevolge waarvan hij bij besluit van 16 Nov. 1830, n^o. 59, benoemd werd tot Ridder der Militaire Willems-orde 4^o kl. In het volgende jaar maakte hij, als commandant van genoemde batterij, die bij de toenmalige 1^e divisie van het leger te velde was ingedeeld, den tiendaagschen veldtogt mede. Den 21 Februarij 1833 benoemd tot majoor bij het corps rijdende artillerie, werd hij den 3 Januarij 1839 luitenant-kol., en in 1840 kommandant over dat korps. Den 22 Maart 1841 werd hem het kommando opgedragen over het 3^e regiment artillerie, en den 8 Oct. 1842 werd hij tot kolonel verheven. In 1843 en van 1845 af tot 1850 zag hij zich met de functien van provincialen kommandant van Zeeland belast; en den 17 Maart 1853 werd hij benoemd tot generaal-majoor en directeur van 's rijks gieterij van bronzen geschut. In 1846 en 1849 werd hij begiftigd met de ridderorde van den Nederl. Leeuw, en met de versierselen van commandeur der orde van de Eikenkroon. Den 21 Oct. 1856 werd hij op zijne aanvraag gepensioneerd, hebbende hij alstoen 12 veldtogten en 54½ effective dienstjaren gehad. Hij overleed den 19 December 1859 te 's Hage.

Zie Handelsblad van 29 Dec. 1859.