Hij schreef:
Diss. exeg. in Cap. XV, Ep. ad Corinth. Praes. Gerdes. Gron. 1732.
Oratio de avertendo, quod religionum diversitas effluere possit damno. Franeq. 7788. 4o.
Dissertatio Philologico-Theologica de facie Stephani Angelica ad illustrandum locum Act. VI:15, in Bibl. Hag. Cl. V. p. 538 seqq.
Verhandeling over de Goddelijke eigenschappen en de wegen op welke dezelve aan en van den mensch verheerlijkt worden. Gron. 4 d. 8o.
Tractaat over Psalm CXXIV.
Onderzoek of God zijne wetgevende magt enkel naar zijne wijze willekeur uitoefent dan wel op zulk eene wijze dat de menschelijke rede zelve de volmaaktheid der Goddel. wetten beseffen kan, bekroond door 't Stolpiaansch legaat 1769.
Voorts nog eene bekroonde verhandeling door het Stolpiaansch legaat 1772, Om uit de eigenschappen, die aan alle de dingen welke het geheel-all uitmaken, gemeen zijn, te betoogen, dat dezelve dingen niet noodzakelijk bestaan enz. Ook vertaalde hij den Bijbel der Natuur van Scheuchzer en Donat.
Zie Walch, Neueste Relig. Gesch. T. III. S. 301; Reersheim, Ostfr. reform. Pred. S. 100, 203; Rotermund; Columba en Dreas, Naaml. v. pred. onder de cl. v. Dokkum, bl. 200; Arrenberg, Naamr. bl. 35.