bisdom te geraken. Eindelijk werd de zaak door den kardinaal de Cusa bemiddeld; van Meurs schoon tegen den wil van 't volk, bisschop van Munster, en ten zijnen behoeve van het Stift van Utrecht eene zware schatting gevorderd, met bedreiging van den ban aan hen die ze weigerden op te brengen. De geestelijkheid kantte zich tegen deze schatting aan, die, echter niet aan Walraven, die kort daarna overleed, maar aan zijn erfgename is betaald.
Hij overleed te Arnhem, ‘des Sondages vor sinte Michiel 1456,’ of zoo als een ander wil ‘daeghs na S. Franciscus.’ Arnoldus de Bevergerne schrijft in zijn Chron. Monasteriense ‘do sturf bisschop Walrave van Moirse ein biscop van Munster, dair al dese unwille, und ongelucke, und veide van opstont, und na des tyden als hi gecores was to einen biscoppe, do quam dessen Lande alle ongeluck, und hi hadde nye willigen dach in dessen Lande.’
Zie A. Matthaei, Anal. T. V. p. 89, 111, 112, 123, 125, 495, 499, 507, 513; Appendix S. Petri, ad Chronic. de J. Beka, p. 140; Bat. Sacra, T. I. p. 500 seqq.; Balen, Beschr. v. Dordr. bl. 774; Burman, Utr. Jaarb. D. I. bl. 453, 455, 456, 472, D. II. bl. 53, 121, 127, 183, 220, 221, 222, 378; Wagenaar, Vad. Hist. D. III. bl. 498; Kist en Royaards, Kerk. Archief, (eerste serie), D. IX. bl. 43, 71; Chron, v.h. Hist. Genoots. D. VI. bl. 151, 154; D. VII. bl. 225; D. VIII. bl. 109.