[Barent Meulman Junior]
MEULMAN Junior (Barent) werd in 1759 geboren, in 1787 predikant te Obdam, in 1788 te Abbekerk, in 1789 te Venhuizen, in dat jaar nog te Katwijk aan Zee, in 1792 te Bunschoten, in 1794 te Brouwershaven, in 1797 te Hardenberg, waar hij den 1 Mei 1798, oud 39 jaren, overleed.
Als dichter maakte hij zich bekend door een bundel Bijbel- Zede- en Mengeldichten. Amst. 1780, als godgeleerde, behalve door andere geschriften, door eene redevoering over eene handleiding, ter bevordering eener best mogelijke Bijbelverdeediging, in 1797 te Deventer uitgekomen.
In dit werkjen zijn, volgens Ypey, ‘vervat eenige redevoeringen, dat is, in des schrijvers taal, redewisselingen, door hem gehouden met zijn neef, die een Deïst was, ter volkomen overtuiging van dezen. Indien het waar is, dat deze man, zoo als de schrijver verklaart, in de daad overtuigd is geworden van zijne dwalingen, mag men het met regt daarvoor houden dat hij een zeer onnozele Deist is geweest, wijl hij zich anders, door den schrijver, die zich, in het verdedigen van het Christendom een ware breekebeen betoont te zijn, zoo gemakkelijk niet zou hebben laten overtuigen.’ Zijn overige schriften zijn:
De godsdienstbeschouwer, in stichtelijke vertoogen. Leyden 1792. gr. 8o.
Verhandeling over de goddelijkheid der gewyde geschiedenissen en derzelve verbindend gezag. Rott. 1796.
Oratio de theologo exegetico-philosophico ad conditionem Christianorum hodiernam constituendo. Zwolle 1797. 8o.
Leerrede voor den landman. Zwolle 1797. 8o.
Zie van der Aa, N.B.A.C. Woordenb. o.h.w.; Ypey, Gesch. d. Christ. Kerk in de XVIIIe eeuw, D. III. bl. 283; Brans, Kerk. Reg. bl. 57; Arrenberg, Naamr. bl. 351; van Cleef, Alph. Naamr. v. boek. bl. 400.