Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk

[Andries van der Meulen]

MEULEN (Andries van der), waarschijnlijk een Gentenaar, of volgens Snellaert van Ondenaarde, volgens Casteleyn, voor 1548 gestorven. Hij schreef een Keur van Historien en vertaalde een latijnsch werk van paus Innocentius III in dichtmaat, getiteld:

Een zuverlic boucxkin van der ketyrigheit der menschilikker

[p. 734]

naturen, overghezett uten latyne, in Vlaemsche dichte, deur Andries van der Meulen. Gheprent te Ghend, tegen over Tstadhuus by Joos Lambrecht, lettersteker 1543.

Een ander uitgaaf voert tot titel:

De ketivigheyt der menschelicker natueren ende versmadenisse des weerelts: Eerst ghestelt in latyne, by Lotharium Diaconum, ende nu overgheset in Vlaemschen dichte, by Andries van der Meulen. Te Ghendt, by de Weduwe van Salenson, op de Hoochpoorte, in den Bybel, 1576. Typis Gualterii Manilii kl. 16^o.

Men weet dat Innocentius III, voor hij paus werd, den naam droeg van Lotharius. Hij was zoon van Trasimond van de graven van Segni.

Zie Biogr. Univ. art. Innocent. III; Willems, Verh. D. I. bl. 245; Snellaert, Verh. over de Ned. dichtk. in Belgie, bl. 203, 213; Messager des Sciences hist. 1842, p. 53, 54; Cat. van Damme, p. 216, No. 3307.