Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Emanuel van Meteren]METEREN (Emanuel van), ook de Maître, de Meter, Demetrius, zoon van den vorige, werd 9 Junij 1535 te Antwerpen geboren. Zijne ouders van de protestantsche godsdienst, bestelde hem van jongs af te Antwerpen en vervolgens te Doornik ter schole, in welke laatste plaatst hij in 1547 was. Hij voleindigde zijn letteroefeningen te Duffel, van waar hij in 1549 naar Antwerpen terugkeerde om tegenwoordig te zijn bij de blijde inkomst van Philips II. Zijn vader, die hem voor den koophandel bestemde, bragt hem in het volgende jaar naar Londen, en bestelde hem bij den Hollandschen koopman Sebastiaan Danckaerts. Na den dood zijner ouders zich te Londen gevestigd hebbende, begaf hij zich van tijd tot tijd om zijne zaken naar Antwerpen, waar hij 2 Mei 1575, als verdacht van verstandhouding met den vijand, werd gevangen genomen. Na achtien dagen in een akeligen kerker, elk oogenblik de pijnbank of den dood te gemoet ziende, gezucht te hebben, wisten zijne vrienden zijn ontslag als Engelsch onderdaan te bewerken. Hij vertrok nu spoedig in gezelschap van zijn neef Abraham Ortelius naar Londen, doorreisde geheel Engeland en Ierland en werd in 1583 hoofdman of consul der Nederlandsche kooplieden te Londen, welken post hij 30 jaren met den grootsten lof en ijver bekleedde, en stierf den 8 April 1612 (o. st.). Hij werd in de kerk van St. Dionysius begraven. Zijne weduwe en negen kinderen lieten een latijnsch grafschrift op zijn zerk plaatsen, dat men in zijn leven, door Simon Ruitink, leest. Paquot vermeldt nog twee andere grafschriften, waarvan er een door Jacobus Colius, neef van Ortelius, vervaardigd werd. Jacobus Viverius maakte een gedicht op zijn overlijden. Hij huwde twee maal, te Antwerpen in 1562 Maria van Loobroek, die 13 December 1563 overleed. Zij was een protestantsche, vroeger op 't Steen geplaatst, wijl zij bij een preek te Hoboken geweest was, doch zij was door een gat in den muur ontsnapt; in 1564 Esther van den Corput, dochter van Nicolaas van den Corput, secretaris van Breda, die | |
[pagina 706]
| |
hem 13 kinderen schonk, van welke 9, 3 zonen en 6 doch ters hem overleefden. Zijn slecht gegraveerd portret vindt men vóór de uitgaven van eenige drukken zijner Nederlantsche Historie met de woorden: Aet. 76 mens. 3 Obiit 1612, aprilis 8. Zijn zinspreuk was: Quis contra nos. Rom. 8. Van Meteren was van nature een snuffelaar, een navorscher, liefhebber en verzamelaar van curiosa van allerlei soort, van schelpen, munten, medaljes, boeken en blaauwboekjes, vooral verzamelde hij wat betrekking had op de geschiedenis van zijn vaderland en zijn tijd, zoo kreeg hij allengskens een schat van bouwstof, waaruit hij een soort van jaarboeken wilde zamenstellen. De beroemde Ortelius, wekte hem op zijne krachten aan zulk een werk te beproeven. Hij liet zich gezeggen, en zond een copie van zijn handschrift aan een graveur in Duitschland, om tegen den tijd der uitgaaf een stel koperen platen gereed te maken, doch de graveur stierf en zijne erfgenamen lieten een Duitsche overzetting vervaardigen, die in 1596 te Neurenberg, en met de naam van den auteur te Keulen in het Hoogduitsch en in het Latijn verscheen. De drukker Vennecool te Delft kreeg een exemplaar dezer vertaling in handen, besloot ze weder in het Hollandsch over te zetten, waartoe hij 23 Aug. 1597, privilegie van de Staten verkreeg. Van Meteren, intusschen uit Engeland in Holland gekomen, vernam met tegenzin het plan van Vennecool, stelde zich met hem in rapport en kwam met hem overeen niet de vertaling van het werk maar het oorspronkelijke zelve te drukken. Omstreeks nieuwjaar 1599 zag het werk te Delft in 4o. het licht met den titel: Historie der Nederlandsche ende haerder Naburen oorlogen en Geschiedenissen, waarin de gebeurtenissen van den laatsten tijd, bepaaldelijk die van 1598, het best en uitvoerigst beschreven waren. Veel opzien maakte dit werk en het mishaagde den Staten Generaal, wijl hij van de laatste ambassade naar Engeland een breed en juist verslag had gegeven, dat hij ontegenzeggelijk van dezen of genen moest hebben bekomen. De Staten ontboden den roekeloozen schrijver en vroegen hem door wien hij de instrumenten, ‘emmers van de saecken een jaer herwaerts gepasseerd, had becomen?’ Na eenige aarzeling noemde van Meteren zijne begunstigers, en beleed ‘dat een van de heeren (Christiaan Huygens?) met hem considererende over sekere munimenten, hem die naerder onderrichtinge had gegeven.’ De Staten verboden het verder verbreiden en verkoopen van het werk en legden beslag op de exemplaren die bij den drukker voorhanden waren. Een half jaar later werd de verkoop toegestaan, doch zonder het octrooi, dat als verbeurd, van den titel was weggelaten. Op aanzoek der predikanten, wie het aanstoot had gegeven omdat er ‘verscheyde onware vertellingen tot nadeel van sommige kercken en kerckendienaars in voorkwamen,’ | |
[pagina 707]
| |
verboden de Staten, bij resolutie van 26 Nov. 1603, den drukker Vennecool het boek, gelijk het lag, zonder hun voorkennis uit te geven. Zonder op verlof en op een octrooi der Staten te wachten legde van Meteren zijn veel vermeerderd en verbeterd werk ter perse. Het verscheen in de eerste helft van 1609 (om de censuur der Staten te ontgaan werd de ware drukplaats (Amsterdam?) verzwegen. ‘Op Schotlandt buyten Damswyck by Heines van leven’Ga naar voetnoot1) 2 d. fol. Ook verscheen er een afzonderlijke 4o. uitgaaf der laatste boeken, beginnende met het achttiende, in 1611 gedrukt op Schotlandt buyten Danswyck by Hermes van Loven (Dordrecht?). Na de uitgaaf in 1609 is er aan de eerste boeken weinig of niets meer veranderd; de latere drukken bevatten gedurig nieuwe vervolgen, maar geven het ligchaam van het werk nagenoeg onveranderd weer. Verder verscheen het werk: Arnhem 1614 fol., (waarin de zaken voorkomen zoo als de Staten ze wilden beschouwd hebben,) 's Gravenhage 1623 fol., Amst, 1608 fol., ibid. 1647 fol., ibid. 1652 fol., ibid. 1663 fol., Gorinchem 1748-63, 10 vol. 8o., zoo wel in te taal als stijl verbeterd. In het Fransch Haye 1618 fol., Amst. 1670 fol.; in het Hoogduitsch Arnhem 1604 fol. 2 vol., Amsl. 1640 fol., Amst. (Frankf.) 1669 2 vol. fol. Overal ziet men dat van Meteren goede bouwstoffen heeft verzameld, hulp van vele personen, liefhebbers van historiën, en historieschrijvers in beide partijen had. Bepaaldelijk beroept hij zich op Pontus Heuterus, Bor, de memorien van Jacques de Grijze, gewezen generaal van de vivres en van Mr. Andries Duyck, gewezen fiscaal van de Generaliteit. Voor geheel onpartijdig wordt hij niet gehouden, ten minste de Belgische letterkundigen verwijten hem dat hij moedwillig de verdienstelijke Roomschgezinden zwart maakt en hun schandelijke daden te last legt, waaraan zij onschuldig zijn. Doch dit oordeel is voorzeker zelve niet vrij van partijdigheid. Van Reydt toch oordeelde, ‘dat hij om eenige te behagen en anderen niet te verbitteren, overal milder is met prijzen als met laken.’ Zijn stijl is droog en stroef, doch minder langdradig dan die van Bor. Op den Catal. d. Hands. van Ds. v. Voorst, bl. 73 komt voor: Belgica oft Nederlantsche Historie van onzen tijde met de Nederlantsche geschiedenisse, oorloghe ende veranderinge in de religie ende des lantsregeeringhe etc. (voornam. van 1583-96) 4o. 196 pp. ‘Ms. de la fin du XVIIe sièclé. Comme | |
[pagina 708]
| |
le titre et la preface (dont la feuille manque) ont beaucoup de ressemblance avec ceux de la 1e edition de van Meteren (Delft 1599) et comme deux panegyriques de ce ms. sont les mêmes que dans cette edition, ce ms. est probablement une copie des notes que van Meteren avait rassembleés etc.’ op Cat. van P. Mussshenbroek bl. 9 E.v.M. Historiën der Nederlanden, Amst. 1663 met mss. aantt. van P. van Musschenbroek.
Zie Simeon Ruytinck, Lev. v.E. van Meteren voor en achter de uitgaven van het werk; Sweertii, Ath. Belg. p. 60; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 202; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 260; Paquot, Mém. T. II. p. 645 suiv.; Dewez, Hist. Gén. de la Belg. T. VII. p. XXVIII; Reydt, Voorred. zijner Ned. Hist.; Hist. Boekzaal IIIe st. bl. 3 volgg.; Pars, Bat. schrijv. bl. 262, 263; Beaufort, Lev. v. Willem I, D. I. Voorr. bl. 55; D. II. bl. 75; van Wijn, Bijv. op de Vad. Hist. IX d. bl. 3 n. (e) verg. bl. 24 n. (e) van Kampen, Bekn. Gesch. d. Lett. D. I. bl. 232-234; Siegenbeek, Gesch. d. Ned. Lett. bl. 90-92; de Wind, Bibl. d. Ned, Geschieds. D. I. bl. 257, 561; Balen, Beschr. v. Dordr. bl. 1018; P.G. Witsen Geysbeek, Redev. over E. van Meteren in Rec. v.d. Rec. XXII. 1829. D. II. bl. 1; J, J. Dodt van Flensburg, Iets over het Geschiedk. werk van E.v.M., ook met betrekking tot de Utrechts. zaken. in v.d. Monde Tijds. D. VII. bl. 417; D. VIII. bl. 262; Dr. R. Fruin, Over de verschillende uitgaven van E.v.M. Historien, in Nijhoff, Bijdr. tot de Vad. Gesch. en Oudheidk. N.R.D. IV. St. II.; Groen, Arch. T. I. p. 37 sv.; Fr. Muller, Historieprenten, I, bl. 40; Tijdschr. voor Gesch. van Utrecht; Jansen en van Dalen, Bijdragen, D. IV. bl. 292; Schotel, Kerkel. Dordr. D. I. bl. 497; Dez. Gesch. Lett. en Oudheidk. Avondst. D. I. bl. 407; Blommaert, Ned. schrijv. van Gend, bl. 176; Nav. D. IV. bl. 167; D. V. bl. 43; Bijbl. 1855, bl. LXV; Luiscius, Hoogstraten, Kok, Nieuwenhuis, Woordenb. d. Zamenl.; Kobus en de Rivecourt, Dict. Biogr. Biogr. Univ. |
|