[Mr. Frans Godard Ayso Boelens baron van Lynden]
LYNDEN (Mr. Frans Godard Ayso Boelens baron van), zoon van Reinhard, baron van Lynden, bovenvermeld, Grietman van Opsterland, werd den 21sten September 1781 te Leeuwarden geboren. Zijn vader vertrouwde hem aan het bijzonder opzigt en bestuur van den beroemden Hoogleeraar J. van Voorst, toen Hoogleeraar te Franeker. Hij volgde dezen mentor naar Arnhem en vervolgens naar Leyden, waar hij, op diens raad, zich onder den Hoogleeraar Wijttenbach op de oude letteren toelegde, zoodat hij na een driejarige studie, onder diens voorzitting, eene Dissertatio de Panaetio Rhodio, philosopho stoico (L.B. 1802 8) verdedigde. Sedert wijdde hij zich aan de beoefening der regtsgeleerdheid onder van der Keessel, Smallenburg en Pestel, en drie jaren later, in 1805, werd hij met buitengewone plegtigheid, onder den naam van Promotio more majorum bekend, en tevens met ongemeenen lof tot Doctor in de beide regten bevorderd na de openbare verdediging van een geleerd academisch proefschrift exhibens interpretationem Jurisprudentiae Tullianae in Topicis expositae. Geen wonder dus, dat hij reeds vroeg tot curator der Hoogeschool te Franeker benoemd werd. Het Provinciaal Utrechtsch Genootschap en de maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leyden kozen hem tot lid. In 1809 werd hij jagtofficier, in 1812 raad van het arrondissement Heerenveen en vrederegter te Beesterzwaag, waar hij een fraai landhuis Lyndenstein stichtte. In 1815 benoemd tot lid der Staten en in 1816 grietman van Opsterland, overleed hij reeds den 9den April 1828; een overlijden, dat niet alleen smarte-