[Franciscus Lyftoght]
LYFTOGHT (Franciscus) werd omstreeks 1640 te Diest geboren, studeerde aldaar in het collegie der Augustijnen, trad den 27sten Nov. 1657 in die orde; in het kapittel 26 April 1673 te Brussel gehouden, werd hij tot kerkmeester en in dat van Mechelen in 1682, tot onderprior benoemd. Hij stierf het volgende jaar in de bloei van zijn leven. Lyftoght had eenigen tijd de letteren onderwezen en beoefende de Vlaamsche poëzy. Hij gaf in die taal een redekunstig werk getiteld:
Voor-WInCkel Van patIentIe In Den Droe Ven tegenspoe Dt,
VersIen Met poëtsChe Leeringe, enDe SententIen van AVgVstInVs
Voor kLaeghaChtIge zIeLen op-gereCht Door F. FrancIsCVs LYftoCht, AVgVstIIn binnen DIest.
Toe-ge-eIIgent aen Heer FranCIsCVs DaVID CanonICk norbertIIn, LoffeLIICken Pastoor Van VeerLe.
Tot VernoegInghe aLLer eer en Lof-WeerDIghe AbDIIe, heeren Van aVerboDe, verCiert met twintigh Sinne-beelden in 't koper gesneden, D. I. Emmerik, 1679, Kenlen, 1681, 12o.
Volgens Willems komen er eenige merkwaardige zinnebeelden van hem voor.
Zie Paquot, Mém. T. XVIII. p. 129; Willems, Verh. over de Ned. Taal- en Lett. D. II. bl. 270, 271; van der Aa, N.B.C.A. Woord. o.h.w. Abcoude, Naamr. van Ned. boek.