Christiaan, koning van gemeld rijk, gezonden. Later verkreeg hij door den Venetiaanschen gezant, met Daniël Heinsius, de ridderorde van St. Marcus, van wege de Republiek.
Hij huwde in 1615 Perk, dochter van Feye van Goslinga, te Wanswerd, en Sitske van Aylva van Schraard, en had geen kinderen. Hij stierf 9 Augustus 1625 en werd te Nijeholtpade begraven. Hij was in zijn tijd een beroemd regtsgeleerde, en gaf verschillende regtsgeleerde werken uit, die door Ulrik Huber en anderen zeer zijn geprezen.
Hij gaf in het licht:
Verscheidene Dissertationes Academicae o.a. Illustrium Quaestionum ex libro VIII et IX Codicis, Franeq. 1605, 8o. (om gevoegd te worden bij 7 diergelijke theses van Hendrik Schotanus, gestorven in 1605); Illustres Juris controversi positiones ex materiâ Emtionis venditionis collectae, Ibid, 1606, 8o.
Oratio funebris, memoriae Raphaelis Clingbyl, Anatomiae ac Medicinae Professoris, dicta, Franeq. 1608, 4o.
Membranarum Libri VIII, Franeq. 1608, 4o. Men vindt hier slechts de 5 eerste boeken, de 2 laatste verschenen kort daarna de 7 boeken te zamen; Jenae, 1624, 8o. en Leov 1644, 4o.
Liber Singularis de Jure studiosorum, Franeq. 1609.
De Heredis institutione in leqitimâ, et re certâ, ad Antonium Fabrum, Fran. 1610, 12o.
De ineunda rei aestimatione liber commentarius ad L. Vinum 22 ff. de Reb. Credit. Fran. 1610, 12o, Leov. 1644, 12o. De Leuvensche hoogleeraar Wilhelmus Masius heeft een critiek van deze verhandeling gegeven in een met gelijken titel door hem uitgegeven geschrift.
Antonii Mercatoris pro Jacobo Cujacto, inclytae recondationis Jc.to, Operae gratuitae, de Condictione furtivâ; adversus Operas Antonii Fabri, Sebusiano, inclytae famae Jcto., et Praesidi in Senatu Subaadiae primario, subsidiarias, L.B. 1616, 12o. Opgedragen aan Cornelius Sylvius, hoogleeraar in de regten te Leyden. Dit geschrift is een antwoord aan Gaspard Schifordiger, een Silesiër, die hem in zijne Disputationum Forensium ad Ant. Fabrum, Jctum. Sebusianum, libri tres, had aangevallen.
Oratio de Professore Juris, Franeq. 1616.
Benedictorum lib. IV. Adversus Male-dicta et Errores, cum Pragmagticorum tum aliorum variorum, circa actiones ex delicto merè poenales, mixtas, merè rei persecutorias, perpetuas, annales, ad et aduersus heredes quatenus transitorias, vel non transitorias, aliaque varia, opvs varium et novum, Lugd. Bat. 1617, kl. 8o. De schrijver verdedigt in dit geschrift zijne gevoelens tegen de Chiliade van Antonius Faber. De titel van Benedicta, die hij aan zijn werk geeft, ontleent hij aan den regtsgeleerde Aulus Cascelius, van