schip, dat van Amsterdam kwam, genomen hadden, behoorde Luit onder de gevangenen. Hij werd op een rantsoen van f 1400 gesteld, en toen dit geld door de Doopsgezinden bijeengebragt en voldaan was, ‘smeten se den man, tegen alle regt en redelykheid dood.’
Zie P.J. Twisk, Chron. p 1270, 1271; Velius, Chronijk van Hoorn, bl. 324.