[Engelbert Lucas]
LUCAS (Engelbert), van Schiedam, behoorde tot het eskader, dat in 1785 onder den kapitein-commandeur Willem Sylvester, uit de havens dezer landen, met oogmerk om de magt en het aanzien der Oost-Indische Compagnie, voornamelijk tegen de Britten, te helpen schragen, vertrok. In 1795 was hij kapitein ter zee, toen hij door Hunne Hoog Mogenden werd afgevaardigd naar de zeehavens, ten einde al de oorlogschepen, als mede den voorraad der tuigaadje en, in één woord, al wat tot equipement diende te inspecteren enz. In hetzelfde jaar behoorde hij tot het eskader, dat naar de Oost-Indiën vertrok, om dat land tegen de Britten te beschermen. Hem werd het opperbevel er over, omdat hij vele jaren in 's lands zeedienst geweest was en vroeger eene togt naar Oost-Indië had bijgewoond, maar inzonderheid omdat hij bekend stond als een der ijverigste voorstanders der toenmalige orde van zaken, met den rang van schout-bij-nacht, gegeven. Toen dit eskader zonder slag of stoot aan de Engelschen was overgegaan, werd hij, in het vaderland teruggekeerd, in het Huis in 's Bosch in hechtenis gesteld. Hier hield hij zich bezig met het opstellen van een algemeen verslag over al hetgeen gedurende zijn ongelukkigen togt naar de Kaap en in de Saldanha-baai was voorgevallen, 't welk hij spoedig voltooide Zie hierover C. Zillesen, Gesch. der Vereen. Ned. D. VI. bl. 87.
Zijne gezondheid, die op de uitreis reeds veel geleden had, doch voornamelijk door hetgeen bij en na de overgave van het eskader voorviel, zeer was geschokt en verzwakt, nam intusschen zoo merkbaar af, dat zijne echtgenoot zich tot 's lands regering wendde, met het verzoek, dat het aan den schout-bij-nacht mogt vergund worden, zich tot herstel zijner gezondheid huiswaarts te doen vervoeren. Dit verzoek werd ingewilligd, maar naauwelijks was Lucas te Schiedam aangekomen, of zijne ziekte verergerde zoo zeer, dat hij, na verloop van weinige dagen, op den 21sten Junij 1797, in den ouderdom van 50 jaren bezweek. Hij liet kinderen na, o.a. den nog