Bernard Fullenius in de aardrijks-, krijgsbouw- en wiskunde bij te wonen. Reeds spoedig gaf Fullenius hem vrijheid de studerende jeugd bijzondere lessen in de wiskunde te geven; ook werd hij den 16den Januarij 1700 voor den Academischen Senaat tot Landmeter geexamineerd en bevorderd, en in 1706 tot Landschaps Landmeter aangesteld. Na den dood van Fullenius (1707) veroorloofden hem gedeputeerde Staten van Friesland ‘bij continuatie de studerende Jeugdt tot Franeker in de Mathesis en de respectieve leden van dien te mogen institueren’ en gaven hem een jaarwedde van 250 carolus guldens 's jaars. Hij bleef in die betrekking tot zijn dood toe en boezemde zelfs jongelieden van aanzienlijke geboorte smaak voor de wiskunde in. Uit zijne school zijn vele voortreffelijke Ingenieurs voorgekomen, ‘daar hij de krijgsbouwkunst niet op veronderstellingen leerde, maar als op ondervinding en wisse gronden steunende.’
Zijn volle neef Willem La Bordus, later Lector in de wiskunde te Leyden, en de beroemde Nicolaas Ypey, waren zijn leerlingen.
Met regt mogt men de uitgebreide kennis en diepe inzigten van Loré in alle deele der wiskunde bewonderen; zijn geest bepaalde zich echter daarbij niet eeniglijk tot beschouwingen. Hij verlangde door zijne wetenschap maatschappelijk nut te bevorderen, bijzonder door hare toepassing, gelijk op de krijgskunst, zoo ook op al wat tot de waterbouwkunst, het aanleggen van dijken en sluizen behoort. En het is mede door zijne bekwaamheid hierin, dat hij niet alleen voor zich zelven roem verwierf, de gunst en het vertrouwen van 's lands Staten genoot, maar ook vooral bij de nakomelingschap zich hoogst verdienstelijk heeft gemaakt. Men raadpleegde hem, en beval hem het toezigt op de uitvoering aan. Bijzonder betoonden twee groote staatsmannen van dien tijd, Sicco van Goslinga en Johan Vegilin van Claerbergen, hem zoo veel persoonlijke achting en vertrouwen, dat zij oordeelden zonder hem niets in 's Lands werken ondernomen te moeten worden.
Hooge achting droeg hem ook de jeugdige stadhouder Willem Carel Hendrik Friso toe. Toen deze, gedurende zijn verblijf aan de Hoogeschool te Franeker, zich met het onderzoek van al wat wetenschappelijke krijgskunst was, wilde bezig houden, koos hij Loré tot gids en leidsman. Ook vergezelde hij dien vorst op eene reis door Brabant en op eene andere naar Duitschland. Op 64jarigen leeftijd werd hem door Gedeputeerde Staten zijn leerling Nicolaas Ypey tot adsistent toegevoegd en hem zelven den titel van professor extra-ordinarius geschonken, doch niet lang daarna, 22 Mei 1744, overleed hij, na de lijkrede op den Hoogleeraar Muys bijgewoond te hebben, plotseling in de woning van