[Nicolaas van Lookeren]
LOOKEREN (Nicolaas van) med. dr. werd in 17.. te Tiel geboren. Hij studeerde aan de Utrechtsche Hoogeschool en na, den 12den April 1780, tot Med. Docter bevorderd te zijn, vestigde hij zich in zijn geboorteplaats. Hij was een der eersten in ons land, die het nut der koepokinenting wist te waarderen en ze met zulk een ijver uitoefende, dat, na een zeer kort tijdsverloop er in de stad zijner inwoning geene ongevaccineerden meer bestonden, terwijl het waarschijnlijk aan zijne oplettendheid en bijzondere zorg te danken was, dat er te Tiel slechts zeer zelden een enkel geval van kinderziekte werd waargenomen. Onderscheidene reizen had hij aanspraak op de medaille, die van landswege hiervoor wordt uitgereikt, maar telkens stond hij haar af, opdat hiermede andere kunstoefenaren zouden vereerd en aangemoedigd worden. Geen wonder dan ook dat het Rotterdamsch Genootschap ter bevordering der Koepoksinenting hem, bij zijne oprigting, onder de Corresponderende leden verkoos. Bij de oprigting der Departementale commissiën van Geneeskundig onderzoek en toevoorzigt, werd aan hem het presidium voor Gelderland opgedragen en bij de herstelling van dat collegie werd hij ook dadelijk weder tot diezelfde betrekking benoemd, en nam die tot het jaar 1823 met ijver en naauwgezetheid waar. In deze betrekking leverde hij vele belangrijke stukken, vooral over verschillende Epidemiën en Epizoötiën, aan het Gouvernement en aan Commissiën door hetzelve tot onderzoek afgezonden; welke stukken altijd tot een sieraad in het archief der Geldersche Geneeskundige Commissie zullen verstrekken, en waarvan sommige ook in onderscheidene verslagen zijn opgenomen. Een groot kenner en beoefenaar der oude talen en letterkunde zijnde, werd hem de post van Curator der Latijnsche school opgedragen. Behalve zijn Akademische verhandeling de membrorum amputatione rarius quidem, administranda, non tamen prorsus
abroganda heeft hij niets in het licht gegeven. Reeds den 30sten Mei 1780 werd hij lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap. Ook was hij lid van de Raad der stad Tiel, waar hij den 13den April 1833 in den ouderdom van 77 jaren overleed.
Zie Konst- en Letterb. 1833, D. I bl. 449, 451, Genees-, Natuur- en Huishoudkundige Jaarboeken, van het jaar 1782 No. 36.