[Adriaan van Loo]
LOO (Adriaan van), beoefende de dichtkunst in het laatst der zeventiende en begin der achttiende eeuw. Blommaert gist dat hij dezelfde met den vorige zou geweest zijn.
Men heeft van hem:
Geestelijke Gezangen, Dev. 1706. 8o.
Gezangen, Leiden, 1723. 8o.
Den Jongeling onderwesen tot Doop en Avondmaal, Hoorn, 1725. 8o.
Zie van der Aa, N.B.A.C. Woord. bl. 226; Blommaert, de Ned. Schr. van Gent, bl. 325; Abcoude, Naaml. van Boek. bl. 226.