hij hier ontmoette, overwon. Hij matigde zich, het oor des stadhouders hebbende, naar het oordeel van sommige leden der vroedschap, te veel gezags aan, bijzonder om door te drijven, dat niet alleen aan hem, maar ook, bij afwezigheid, aan zijnen substituut, het regt van zitting in den Raad toekwam. Dit had onaangename raadplegingen en het voorbijgaan van eenige regenten, bij de jaarlijksche raadskeuze, ten gevolge. Hij behield zijn magt en aanzien tot zijn overlijden, den 9den Maart 1755. Hij was ook dijkgraaf van den Lekkerdijk-Bovendams, en van het waterschap van Heikoop, surintendant der geestelijke goederen enz. Hij liet bij Maria Catharina van Tuyll van Serooskerken drie dochters na, waarvan de jongste, Isabella Johanna, gehuwd was met Mr. Jan Elias Huydecoper van Maerseveen. Volgens sommigen was D. van Lockhorst de laatste mannelijke afstammeling van het geslacht; doch later is het bewezen, dat de heeren van Lockhorst te Rotterdam, tot dit geslacht behooren.
Zie Ned. Jaarb. 1750, bl. 545, waar eene uitvoerige beschrijving van den plegtigen doop van eene zijner dochters Anna Wilhelmina Trajectina, voorkomt, 1755, bl. 188; Scheltema, Staatk. Ned. D. II. bl. 37, 38. Kobus en de Rivecourt, Handwoord.