Hij had meermalen jongelieden ter opleiding aan hem toevertrouwd; de in Junij l.l. overledene archivaris van Gelderland, Mr. Isaäc Anne Nijhoff, moge uit hem tot bewijs verstrekken van het uitstekende dezer opleiding. Deze was het ook, die onder zijne geplaatdrukte silhouette een achtregelig vers vervaardigde.
De Leeuwarder Predikant Lobry, was een man van wien een waardig grijsaard, de Generaal Voet, zeide: ‘Indien er Engelen op aarde gevonden werden, zoo zou ik Lobry onder dezelve durven rangschikken.’ Eens kwam hij, met of zonder zijn weten, in ambtsgewaad en in zijne ambtsbetrekking in een huis door slechte vrouwen bewoond, om haar tot verbetering op te wekken. Op het gezigt van eenen predikant, klonk hem allerwege een honend gelach en bitteren spot tegen. Zonder zich hierover in het minste te ontzetten, gaat hij voort, tot in het midden des vertreks, ziet de baldadige vrouwen ernstig aan, heft dreigend den vinger omhoog, en spreekt met al de waarde eens Godsgezants: ‘Er staat geschreven in het heilig Woord van God: Er is niets dat verborgen geschiedt, of het zal eenmaal openbaar worden.’ En zonder zich verder op te houden, verlaat hij het misdadige huis. De zaadkorrel was geworpen, hij viel schijnbaar tusschen de doornen; maar God baande hem eenen weg. Hij viel en hij kiemde, en hij droeg vrucht.
Eenigen tijd daarna wordt zijn godsdienstige troost begeerd, bij een zware zieke. Hij komt. De stervende dankt hem met veege lippen, dat hij een middel in Gods hand geweest was, om haar van het verderf te redden, dat die woorden tot haarlieden gesproken in haar hart gezonken waren, haar tot nadenken gebragt, en met God verzoend hadden. Zij was eene dier ongelukkigen, die hem door haar gelach zoo gehoond hadden.
Hij is driemaal gehuwd geweest. Eens met Henrica Aleida Augusta Exalto d'Almaraste Doesburg aan den Yssel, uit welk huwelijk hij 6 kinderen heeft gehad, vervolgens met Johanna Frederica Adama van Zwol, eene dochter van den overleden predikant aldaar, en eindelijk in 1816 met Elisabeth Catharina van de Haer te Leeuwarden. Hij overleed den 22 van Lentemaand 1818. H. Wassenbergh, rector te Franeker, huldigde met andere zijner vrienden zijne nagedachtenis met op zijn grafzerk te Huizum het navolgende grafschrift te doen plaatsen:
Een krachtig redenaar, een waardig godsgezant,
Een edel menschenvriend, een sieraad van zijn stand;
Een Christen wijsgeer, die door leer en wandel stichtte,
En steeds door raad of troost elks ramp en druk verlichtte,
Lobry, bij jong en oud geacht, bemind, beweend,
Te vroeg aan d'aard ontrukt, rust onder dit gesteent.
Zie zijn leven vóór zijne Nagel. Leerred. Nieuwenhuis, Woor