Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 11
(1865)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 505]
| |
gen, of hij staakte zijne letteroefeningen. Later wijdde hij zich aan de geneeskunst, en ging de lessen van den hoogleeraar Joh, Veslingius te Padua bijwonen. Hij vond in Antonius Bombardini, een Venetiaansch edelman, een beschermer, die hem in de gelegenheid stelde het doctoraat te erlangen. In 1651 keerde hij naar Gend terug en oefende aldaar, gedurende dertig, welligt veertig jaren, de praktyk uit. Hij huwde aldaar en had het verdriet in 1676 zijn zoon en naamgenoot, baccalaureus in de godgeleerdheid, in den ouderdom van 21 jaren, te verliezen. Hij was bevriend met verschillende geleerden, o.a. met Ignatius de Dycker, Karel van Hoorn, Augustijner monniken, en de regtsgeleerden Paul van de Steene en Michel van Hoorn, van welke de laatste een lofrede op hem schreef, waarin hij over zijne mismaaktheid schertste. In weerwil zijner drukke praktyk, wist hij nog tijd te vinden de Latijnsche dichtkunst te beoefenen en een werkje in het licht te geven, getiteld: Poëmatum Promubris, Gandavi, 1683. 8o Zijne gedichten zijn echter zeer middelmatig. Men verwant hem soms met den Latijnschen dichter Jacobus Liberus.
Zie Paquot, Mém. T. IX. p. 112. Hoeufft, Parn. Lat. Belg p. 166. Blommaert, de Ned. Schrijv. van Gend, bl. 340. |
|