Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 11
(1865)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 504]
| |
gekomen, om zijne keus te bevorderen. Nadat hij door den aartsbisschop van Keulen te Frankfort gewijd en als vorst van het keizerrijk door Frederik beleend was, gaf hij het bestuur over het bisdom aan zijn broeder Herman van der Lippe, om den keizer op een togt naar het H. Land te volgen. Hij ondernam dien togt, niet, gelijk hij zich had voorgesteld met den keizer, welke dien vroeger beraamden togt eerst in 1229 aanvaardde, maar welligt met graaf Willem I van Holland (1217). Hij twistte over de hooge schattingen door de zijnen aan zijne vasallen in Salland opgelegd en over den tol te Lobith. Voorspoedig oorloogde hij met Holland en Gelre over het Over- en Nedersticht, doch later in krijg geraakt met Groningen, werd hij gevangen, gruwelijk mishandeld, en na een dertienjarig bestier in 1228 gedood.
Zie Chron. Joh. de Beka, p. 56 seqq. Chron. auct. Joh. de Beka bij Matth. Anal. T. VIII. p. 138; Anonym. de Vita et reb. gestis Dom. ab Arckel bij Matth Anal. T. V. p. 249; Chron. de Traj. bij Matth. Anal. T. V. p. 337; Henr Wolteri ap. Meib. 2 rer. Germ. ad ann. 1217; Bat. Sacra, T. I. p. 214; Royaards, Gesch. van het Christend. en de Christ. Kerk in Nederl. D. I. bl. 217; van Gils, Cath. Meyer. Memorieb. bl. 70; van Gils en Coppens, Nieuwe Beschr. van het Bisdom van 's Bosch, D. I bl. 135; van Kampen, Gesch. der Kruist. D. III. bl. 269; Wagenaar, Vad. Hist. D. bl. Arend, Vad. Gesch. D. II. St. I. bl. 269, 272. |
|