[Christiaan Everhard de Lille]
LILLE (Christiaan Everhard de), zoon van Willem de Lille, overste der ruiterij, in dienst van den prins van Oranje, werd in 1724 geboren, studeerde van 1740-1744 te Leijden, diende, gelijk zijn vader, vervolgens als vaandrig en tweede luitenant den lande, verkreeg den 14den Sept. 1752 de doctorale waardigheid te Leijden, na het houden eener Disputatio de Excessu Motus Circulatorii, vestigde zich te Zwolle, kwam te Harderwijk als hoogleeraar in aanmerking, doch werd in 1756, in plaats van Camper, te Franeker beroepen als hoogleeraar in de genees-, ontleed- en heelkunde, welk ambt hij aanvaardde met eene Oratio de mirabili mutuo corporis animique commercio. De Lille legde drie malen het rectoraat te Franeker neder met eene rede:
In 1762-63, de tranquillitate animi, longaevitatis causa pracipua.
In 1773-74, de ceusis, quae Frisiae procerés moverunt, ut academicum Franequeraneum in ipsis conderent bellorum fluctibus.
In 1777-78, de morte, quomode viro sapieuti sit optanda; terwijl op denzelfden dag zijne huisvrouw te Zwolle overleed! In 1779 of 1780 werd hij ook tot hoogleeraar in de Botanie benoemd. Hij stierf 20 Julij 1795.