Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 11
(1865)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 402]
| |
taat Juw Hettes van Dekama benoemd, en behaalde in het zelfde jaar in het leger der Schieringers, bij Bolsward, mede de overwinning. In de plaats van Bocko van Harinxma, werd hij tot hoveling te Sneek aangesteld, en verkreeg ook de waardigheid van grietman van Wijmbritseradeel. In 1498 werd zijne sterke stins te Sexbierum, ofschoon met eene bezetting van 30 man voorzien, door de vreemde krijgsknechten met geweld ingenomen; gelukkig bevond hij zich op dat tijdstip met zijne vrouw te Franeker. In 1499 ontving hij met andere gecommitteerden den hertog Albrecht van Saksen en zijnen zoon Hendrik als erfgouverneur en potestaat van Friesland. Terstond daarna werd hij tot lid van den raad verkozen, vooral tot belooning, omdat hij de Sneekers had belet aan het leger te Franeker, dat den hertog aldaar belegerde, onderstand toe te schikken. Ook hij behoorde bij den togt naar Bergum. In 1503 maakte hij zijn testament, en bedacht in hetzelve gunstiglijk de geestelijkheid in en bij Sneek, even als die in den omtrek van zijne voorouderlijke state Liauckama te Sexbierum; ook begeerde hij te Sneek begraven te worden. Hij huwde Luts, dochter van Juw van Harinxma, weduwe van Sicco Sjaerdema, bij welke hij twee kinderen had. Hij stierf omstreeks 1503. Zijne vrouw overleefde hem.
Zie Upco van Burmania, Stamb. van Adel. Wapenb. Oud Harinxma Gen. 5; Archief van Visser en Amersfoordt, 3o St. bl. 200; Winsemius, Chron. van Friesl bl. 320, 326, 348, 365; Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietm. bl. 279. |
|