[Roeland van Leuve]
LEUVE (Roeland van), zoon van Jurriaan van Leuve, te Amsterdam den 7den Julij 1691 geboren, was een aanzienlijk koopman en fabrikant in zijden stoffen, verloor in 1720 zijn vermogen door den actie-handel en werd makelaar, en overleed in 1757.
Hij beoefende de dichtkunst, blijkens zijne Mengelwerken, in 1723 met fraaije platen en privilegie der H. Ed. Gr. Mog. de Staten van Holland en Westfriesland, in 4 d. 8o. in het licht gegeven. Het bevat Tooneelpoëzij, 't Waerelds koopslot of de Amsterdamse Beurs 3 boeken; Zededichten en Zinnebeelden; Sweepslagen der Deurhoovianen en Ongodisten; eenige der eerste Martelaren; Levensloop; Bruylofs-, jaar-, geboorte-. lyk- en grafdichten; Ernstige en boertige Mengelingen, Minnedigten, Liedjes, Klucht- en Puntdigten. Dit werk werd, en te regt, wijl het niet meer dan ellendige rijmelarij behelst, door de recensenten van dien tijd ongunstig beoordeeld, waarop hij zijne Mengelwerken verdeedigt, in het licht gaf.
Afzonderlijk verschenen:
Cezar's dood, trsp. met konstpl. verciert, 2de dr. merkelyk verb. Amst. 1775. 8o.
Eudoctia, kyzerinne te Konstantinopelen, trsp.
Hiertoe behoort:
Ontleding der twee eerste Bedryven van R. van Leuve's Eudochia, Amst. 1724. 8o.
Gestrafte Boosheid, trsp.
Arrenberg meldt dat de Mengelwerken, Amst. 1725. 4o. en in 1730 in 3 deelen 8o., met een aantal fraaije platen van Fokke, van der Laan, Wandelaar enz. zijn verschenen.
Zie Witsen Geijsbeek, B.A.C. Woordenb. D. IV. bl. 198; de Vries, Gesch. der Ned. Dichtk. D. II. bl. 252; Rep. der Gel. voor Sept. en Oct. 1723; Arrenberg, Naamr. van boek. bl. 238; Cat. der Maatsch. van Ned. Lett. D. I. bl. 252, b. bl. 135; Cat. v.d. Aa, bl. 114; Cat. J. Schouten, bl. 130.