| |
[Gregorio Leti]
LETI (Gregorio), afstammeling van een aanzienlijk geslacht te Bologne. Zijn grootvader, Marco Leti, de eenige die er uit overgebleven was, begaf zich naar Rome, om er zijn fortuin te maken. Na twee jaren edelman van den kardinaal Aldobrandini, neef van Clemens VIII, te zijn geweest, werd hij regter te Ancona. Sedert bekleedde hij verschillende betrekkingen en stierf in 1608 als gouverneur van Romini, twee
| |
| |
zonen nalatende: Augustinus Franciscus, die zich in den geestelijken stand begaf, en Jeronimus, die, na page bij prins Karel van Medicis te zijn geweest, den krijgsmansstand omhelsde, en kapitein der infanterie in het leger van den groot-hertog, vervolgens gouverneur van Amantea in Calabrië werd en in eene andere betrekking, in 1639 te Salerno stierf. In 1628 was hij te Milaan in het huwelijk getreden, en het was dáár dat zijn zoon Gregorio Leti den 29sten Mei 1630 geboren werd. Toen hij tien of twaalf jaren oud was, werd hij naar het collegie der Jesuïten te Cosence gezonden, waar hij tot 1644 bleef, toen zijn oom hem naar Rome riep. Zijn oom besloot hem eerst voor regtsgeleerde op te leiden en hem daarna een regters ambt te bezorgen, doch bestemde hem vervolgens voor de kerk. Leti trad echter niet in de plannen van zijn oom, en begaf zich naar de bloedverwanten zijner moeder te Milaan, waar hij twee jaren bleef. Daarna keerde hij naar zijn oom terug, die intusschen vicaris van Orvieto was geworden. Deze poogde hem op nieuw over te halen, om den kerkelijken staat te omhelzen, doch Leti kon er niet toe besluiten. Hierop gaf zijn oom hem het bestuur over zijne goederen, en toen hij bisschop van Aquapendente was geworden, riep hij hem met veel nadruk tot zich. Leti, die zijn geld met reizen doorbragt, antwoordde dat hij noch den degen noch het breviarium begeerde, doch wilde echter zijn oom in zijne nieuwe waardigheid zien. Zijn oom vond dat hij zijne christelijke pligten zóó verzuimde, dat hij hem, in tegenwoordigheid van zijn vicaris, toevoegde: ‘God behoede U dat gij niet eenmaal een groot ketter wordt. Wat mij aangaat, ik wil U niet langer in mijn huis hebben.’ Hij zelf erkent in zijne brieven, dat zijn leven niet geregeld en dat hij zelfs een
scapestrato was; maar hij voegt er bij, dat hij, wijl men hem tot godsdienstigheid en den geestelijken staat had willen dwingen, hij van beide een afkeer had gekregen; dat hem, toen hij zich zelve in de biecht van eenige galanteriën beschuldigd had, door zijn biechtvader tot boete werd opgelegd, zeven korenhalmen van een voet lang te eten, of ten minste te kaauwen, en, voegde hij er bij, dat de Voorzienigheid het zoo geschikt had, dat hij Calvinist was geworden. Zoo schreef hij aan zijne maitresse, die hij te Aquapendente had gelaten, en aan zijn oom, van wien hij geen afscheid had genomen. De achting, die men in Italië voor zijn oom had, bewoog velen, om hem ernstig over zijne godsdienst-verandering, die welhaast ruchtbaar werd, te schrijven, en meermalen onderhielden later de beroemde Malpighi, de kardinaal Delfino, vader Noris, later kardinaal, en verschillende Italiaansche geleerden, hem hier over in hunne brieven; maar hij antwoordde immer met scherts en als een man, die zijn partij had gekozen. Toen hij Aquapendente verliet, had hij
| |
| |
besloten naar Frankrijk te gaan, doch toen hij den 19den Mei 1657 te Alexandrië-de-la-Paglia was gekomen, werd deze stad den volgenden nacht ingesloten, zoodat hij verpligt was er zich drie maanden op te houden. Van daar begaf hij zich naar Genève. Op weg maakte hij kennis met een Hugenoot, de St. Lion genaamd, die bij den markies de Valavoir, generaal der Fransche infanterie, in dienst was. Het onderhoud met dezen, voltooide hetgeen de lezing eeniger protestantsche boeken begonnen had. Hij vertrok met een edelman van Lucca, Santini, naar Frankrijk. Toen zij te Genève waren gekomen, verliet hem Santini, die zijn voornemen giste. Evenwel bleef hij vier maanden in die stad bij een verren bloedverwant, Miroglio genaamd, die kanunnik van Casal was geweest, zonder zich te verklaren. Hij ging vervolgens voor eenige dagen naar Lausanne, waar hij kennis maakte met een beroemd geneesheer, Jean Antoine Guérin, bij wien hij zijn intrek nam. Kort daarna ging hij tot de Protestantsche kerk over, en huwde met de dochter van zijnen gastheer. In Maart 1660 keerde hij naar Genève terug, vestigde er zich en bleef er omstreeks 20 jaren wonen, terwijl hij een uitgebreide briefwisseling met geleerden, vooral Italiaansche, onderhield. In 1674 verkreeg hij gratis het burgerregt, dat nimmer te voren op die wijze was geschonken. Hij bewees deze stad eenige diensten in hare verwikkelingen met de hoven van Savoye en Frankrijk, doch later had hij redenen tot ontevredenheid, beklaagde zich in zijne brieven over den syndicus van Genève, wreekte zich met de pen en verliet in 1679 de republiek en ging naar Frankrijk. Ook daar had hij met onaangenaamheden te worstelen, ten gevolge waarvan hij eensklaps dat land verliet en zich naar Engeland begaf, waar Karel II hem met goedheid
ontving, tien duizend kroonen schonk, met belofte van hem tot geschiedschrijver te benoemen. Maar toen Leti zijne geschiedenis van Engeland had geschreven, en zijn werk aan het Hof mishaagde, kreeg hij bevel het rijk te verlaten. In 1682 kwam hij te Amsterdam, waar men hem later tot stads-geschiedschrijver benoemde. Hij leefde er omtrent 20 jaren, waar hij een reeks van werken uitgaf, en stierf er plotseling den 9den Junij 1701, in den ouderdom van 71 jaren. Zijn portret is voor één zijner werken in folio of groot 4o. gegraveerd door J. Gole en komt ook verkleind in 8o. voor.
Leti was onvermoeid in het lezen en schrijven en heeft schier honderd boekdeelen zamengesteld. Zij zijn meest alle zeer verward, onnaauwkeurig, zonder genoegzame kennis en oordeel geschreven. Zelfs geeft de schrijver de personen, wier leven hij beschrijft, woorden op de lippen, die zij nimmer hadden gesproken. Velen zijn er van in het Nederduitsch over- | |
| |
gebragt. In de voorrede van zijn Teatro Belgico heeft hij zijne gewone levenswijze geschetst.
Hij schreef:
R. Bandita, Bologna, 1653. 12o.
Li Amori di Carlo Gonzaga, Geneva, 12o.
Dialoghi Historici, overò compendio Historico dell' Italia, e dello Stato presente de' Principi, e Republiche Italiane, dell' Academico incognito, Geneva, 1665. 12o.
Dialoghi Politici, overò la Politica che usano in questi tempi i Principi e Republiche Italiane per conservare i loro stati e Signorie, Geneva, 1666. 2 vol. 12o.
Vita di Donna Olympia Maldachini dell' Abbate Gualdi (Gr. Leti), Ragusa (Genève), 1666. 12o. in het Fr. Leyde, 1666. 12o.
Roma Piangente, overò Dialoghi trà il Tevere e Roma, Leyda, 1666. 12o., in het Fr. Avignon (Genève), 1666. 12o.
Il Nepotismo di Roma, overò Relatione delle Ragioni, che muovòno i Pontifici all' aggrandimento de' Nepoti; del bene e male che hanno portato alla Chiesa doppo Sisto V, fino al presente, 1667. (Amst.) 12o. 2 vol. In het Fr. Le Népotisme de Rome, ou Résolution des Raisons qui portent les Papes à aggrandir leurs neveux, in het Holl. 1669. 2 d. 12o. In het Lat. Stutgard. 1669. 4o.
Il Sindicato di Alessandro VII, con in suo Viaggio nell' altro mondo, 1668. 12o., in het Fr. 1669. 12o., eene satyre op Alexander VII.
Il Cardinalismo di santa Chiesa divisa in tre parti, 1668. 3 vol. 12o. een satyre.
Vita di Sisto V, Pontifice Romano, Losanna, 1669. 12o. vol., Amst. Waesberge, 1686. 2 vol. 12o. (Veel uitvoeriger en beter geordend.) In het Fr. Paris, 1693. 2 vol. 12o. naar de eerste uitgaaf, meermalen herdrukt.
In dit boek zijn vooral grove feilen, die door latere schrijvers zijn overgenomen.
Ambasciata di Romolo a Romani nella quale vi sono annessi tutti Trattati, Negotiati, Satire etc. durante la Sede vacante, Bruss. (Genève), 1671. 12o., Cologna (Genève), 1676. 12o. Eene verzameling stukken, meest alle satyren, na den dood van Clemens IX vervaardigd.
Visioni Politiche sopra gl' Interessi piu reconditi di tutti Principi e Republiche della Christianità. In Germania (Gen.) 1671. 12o.
Europa Gelosa, ò Gelosia de' Principi d' Europa, Colon. 1672. 12o.
L'Italia regnante, overò Descrittione dello stato presente di tutti Principati e Republiche d'Italia, Geneva, 1675. 12o. 4 vol. Dit werk is eene tweede uitg. der Dialoghi istorici, vermeerderd met eene lijst van beroemde mannen.
| |
| |
Itinerario della Corte di Roma, overò Teatro della Sede Apostolica, Dataria e Cancellaria Romana, Valenza (Genève), 1675. 3 vol. 12o.
Het eerste der 3 deelen van dit werk was in 1672 verschenen met den titel: Li precipitii della Sede Apostolica, overò la Corte di Roma persequitata e persequitante.
Li Segreti di Stato de' Principi del l'Europa rivelati da varii Confessori Politici, con aggiunta considerabile. In Col. (Genève), 1676. 3 vol. 12o.
Vaticano languente doppo la morte di Clemente X, con i remedii preparati da Pasquino e Marforio per quarirlo, 1677. 3 vol. 12o.
Il Livello Politico, o sia la giusta Bilancia, nella quale si pesano tutte le Massime di Roma et attioni de Cardinali viventi. Cartellana (Genève), 1678. 12o. 4 vol.
Vita del Catolico Re Pilippo II, Monarcha delle Spagne Coligni, (Genève), 1679. 2 vol. 4o., in het Holl. Amst. 1733. 4 d.m. pl. 2de dr.
La Fama Gelosa della Fortuna: Panegirico sopra la Nascila, Vita, Attioni, Governo, Progressi, Vittorie, Glorie e Fortune di Luigi il Grande. In Gex. 1680. 4o.
Teatro Britannico, overò Istoria della grande Britannia, Londen, 2 vol. 4o., Amst. 1684. 5 vol. 12o.
Strugge de Reformati innocenti. In 4o.
Ceremoniale Historico è Politico, Amst. 1685. 6 vol. 12o.
Historia Genevrina, o sia Historia della Citta e Republica di Geneva; com al presente, Amst. 1686. 12o. 5 vol.
Het deel dat de politie van Engeland betreft, verscheen te Londen in 1681.
Ritratti Historici, Politici, Chronologici della Casa Serenissima e Èlettorale de Brandeburg. Parte prima scritta con methodo Heroestorico da G. Leti, Amst. 1687. 4o. Parte II. Ibid. 1687. 4o.
Abrégé de l'Histoire de la Malson Sérénissime et electorale de Brandenbourg, écrite par Gregoire Leti en Italien, et traduite en François, suivant l'Extrait et par les soins de l'Auteur, Amst. 1687. 12o.
Ritratti Historici, Politici, Chronologici e Genealogici della Casa serenissima et Elettorale di Sassonia, scritta con methodo Heroestorico di Greg. Leti, Amst. 1688. 4o.
Ritratti Historici, overò Historia del l'Imperio Romano in Germania....... Parte I., divisa in octo libri, et arrichita de diverse Carte Geographice, e buon numero di bellissime figure tanto di persone che di Città. Dedicate à l'Altezza Serenissima di Frederico Margrave di Brandeburgo, Elettore del Sagro Imperio, etc. Amst. à spese dell' Autore, et da lui si trova, 1689. 4o. Parte II, Ibid. 1689. 4o.
La Monarchia Universale del Re Luigi XIV..... Parte I,
| |
| |
nella quale si descrive in che consiste questa Monarchia; la necessita di abbaterla; la differenza che deve farsi tra la corona de Francia e la Monarchia del Rè Luigi, e per quali ragioni si deve conservar quella, e destruggere questa, Amst. 1689. 12o. Parte II, nella quale si contengono li successi e observationi sopra gli affari dello stato presente dell Europa, Amst. 1689. 12o. In het Fr. Amst. 1689. 2 vol. 12o. Men schreef er tegen:
L'Europe résuscitée du tombeau de M. Léti, ou Réponse à la Monarchie Universelle de Louis XIV, par J.D.M.D.R., Utr. 1690. 12o.
Theatro Belgico, overò Ritratti Historiei, Chronologici, Politici e Geografiei, delle sette Provincie Unite, Amst. 1690. gr. 4o. 2 vol. fig.
Teatro Gallico, overò la Monarchia della Real Casa di Borbone in Francia sotto è regni di Henrico IV, Luigi XIII e Luigi XIV, dall' anno 1572, sino all' anno 1697, Amst. 1691-1697. 7 vol. 4o. fig.
Historia, o Memorie recondite sopra alla vita di Olieviero Cromvele, detto il Tiranno senza vizi, il Principe senza virtù....... Parte I, divisa in Sette libri, Amst. 1692. 12o. Parte II, Ibid, 1692. 12o. In het Fr. Paris, 1700. 3 vol. 12o. In het Holl. Amst. 1694. 12o. Leiden, 1734. 2de dr. met pl.
Historia, overò Vita di Elizabethà Regina de Inghilterra, detta per sopranome la Comediante Politica, I Parte, Amst. 1693. 12o. II Parte, Ibid, 1693. 12o. In het Fr. Ibid, 1694. 2 vol. 12o. In het Holl. Amst. 1749. m. pl. van J. Luiken, 2 d.
Il prodigio della Natura e della Gratia. Poema Heroico sopra l'Intrapresa d'Inghilterra del Principe d'Oranges, Amst. 1695. 4o. Dit gedicht is met 50 platen versierd.
Critique, Historique, Politique, Morale, Economique et Comique, sur les Lotteries anciennes et modernes, spirituelles et temporelles, des Etats et des Eglises.
Dit werk oorspronkelijk in het Italiaansch, werd te Amsterd. 1697. 2 vol. 12o. Avec des considérations sur l'ouvrage et sur l'Auteur uitgegeven. Tegen deze Considérations wist Leti zich niet beter te verdedigen dan door de uitgaaf van eene verzameling brieven, hem door personen van naam geschreven, waarin men hem veel bewijzen van achting gaf. Hij voegde er eene lange voorrede bij tegen den schrijver der Considérations, dien hij l'adorateur de la France en l'ennemi de S.M. Britannique noemde. De uitgave dezer brieven werd verboden, doch de schrijver der Considérations kennis van die voorrede gekregen hebbende, gaf er eene brochure tegen in het licht getiteld: Réflexions sur la dernière Préface de M. Leti en forme de Réponse aux Considérations sur la critique des Lotteries.
| |
| |
Men vernam dat de schrijver der Considérations, het werk was van Pieter Ricotier, student in de godgeleerdheid te Franeker. Zij werden herdrukt achter de Critique des Lotteries, te Amst. 1697. 2 vol. 12o. De brieven verschenen, doch zonder de voorrede, met den titel van:
Raguagli Historici et Politici delle Virtu, e Massime necessarie alla conservatione delli Stati, con infiniti esempii, Amst. 1699. 1700. Ook in het Holl.
Vita dell' Invilissimo Imperadore Carlo V, Parte I e II. It. Parte III e IV, arichita di figure, 1720. 12o., in slecht Fransch door de dochters van den autheur, enrichie de figures en taille douce, 4 d. 12o. In het Holl. Leiden, 4 d. met pl. 8o.
Vita di D. Pietro Giron, Duca d'Ossuna, Amst. 1699. 3 vol. 12o., in het Fr. Paris, 1700. 3 vol. 12o., in het Holl. Amst. 1732. 2 d.m. pl. 8o.
Lettere..... sopra differente materie con le proposte à reposte da lui, overo à lui scritte nel corso de molli anni etc. Amst. 1700. 2 vol. 12o.
Zie Éloge par J. le Clerc, (gehuwd met zijne dochter Maria) Moreri, Mém. de Trevouz, Dec. 1701. p. 369-372, Sept. 1702. p. 60-77; Le Long, Bibl. S. p. 357; Des Masseaux, Notes sur les Lettr. de Bayle, p. 139, 268, 384, 425, 439, 452, 486, 567, 668, 669, 681, 693, 732, 733; Niceron, Mém. T. II. p 359-379; Paquot, Mém. pour servir à l'Hist. Litt. des Pays-bas, T. I. p. 204; Senebier, Hist. Litt. de la Répub. de Genève, T. II. p. 329-333; de Marchand, de Leu, Biogr. Univ.; Chauffepié, Nouv. Dict. Hist. T. III. p. 61 suiv.; Hist. de la Répub. des Lett. Dec. 1700 p. 633; Hist. des Ouvr. des Sav. Oct. 1700. p. 451, Mars, 1701. p. 95; Nouv. de la Répub. des Lettr. Août, 1699, par J. Bornard, p. 187 suiv. Bayle, Cabale Chimér. p. 300; J. le Clere, Bibl. Raison. T. XVI. p. 368; Bibl. a'un Homme de Gout, T. III. p. 95, 324, 341; Schelhornii, Amoen. Lit. T. VII. p. 155; Freytag, Anal.; Leven van ber. Mannen, D. II. bl. 163; Rabus, Boekz. van Eur. 1693. b. 1695. a. 1698; Arrenberg, Naamr. van boek.; Bibl. der Maatsch. van Ned. Lett. D. II. bl. 409; Cat. van der Groe, p. 234, 235, 251; F.
Muller, Cat. van Portr. in voce. |
|