Zijne staatkundige loopbaan eindigde in 1839, toen hij voor de vierde maal als volksvertegenwoordiger aftrad: de heer Bruce verving hem in die betrekking. Doch de stad Kampen vaardigde hem nu op nieuw af als lid der provinciale staten, en in deze betrekking beleefde hij de veranderingen van het staatkundig leven in Noord-Nederland. De onrust, voortvloeijende uit het verlangen naar eene hernieuwde regeling van Lands- en Stads bestuur en uit de behoefte aan eene grondwet, overeenkomstig den geest des tijds, maakte hem eindelijk der regering moede, en in 1843 legde hij al zijne betrekkingen neder, met uitzondering van het lidmaatschap van den gemeenteraad van Kampen.
Wilde het jongere geslacht overkomstig de algemeene begeerte naar andere wet en wijs bestuurd worden; maakte zijn gevorderde leeftijd en zijn vast karakter eene omwenteling zijner staatkundige denkwijze onmogelijk; gevoelde hij zich daardoor gedrongen afstand te doen van de magt, welke hij sinds 40 jaren uitoefende; toch gingen hem de welvaart en de bloei zijner geboortestad meer ter harte dan bedenkingen van persoonlijken aard: daarom bleef hij in den gemeenteraad, diende van ondervinding en raad waar zulks voegde, en gaf zoo het bewijs, dat hij immer naar waarheid had kunnen getuigen: met hart en ziel aan de belangen zijner vaderstad verbonden te zijn.
Inmiddels was hij in den echt getreden met Johanna Catharina Frederika Muller, en leefde hij zeer gelukkig, bij voorkeur op zijn buitengoed Vollenhof, nabij het dorp Oldebroek; hier genoot hij het loon van zijn onvermoeid werkzaam en in vele opzigten nuttig leven. In den huisselijken kring vond hij het geluk terug, dat voor hem in den maatschappelijken toestand geweken scheen. Zijn werkzame geest bleef hem, even als zijne gezondheid, ook hier standvastig bij, en de laatste jaren zijns levens besteedde hij aan verbetering en verfraaijing zijner aanzienlijke landgoederen. Zoo naderde hij langzamerhand het einde zijner aardsche loopbaan, en deze sloot zich in den morgen van 28 Januarij 1858. Eene ligte ongesteldheid ontnam hem in weinige dagen zijne laatste levenskrachten, en zacht en kalm ontsliep hij tot een beter leven.
Onder de belangrijke werken, die onder zijn bestuur in Kampen tot stand werden gebragt of aangevangen, behooren: de aanleg van den straatweg van Kampen naar de Zuiderzee; de verbetering van het Keteldiep, ter verlevendiging van de scheepvaart en den handel; het bouwen der kazerne, welke in 1851 voor het instructie-bataillon ingerigt en later aanzienlijk uitgebreid werd; de vestiging van het vermaarde instituut der heeren van Wijk, hetwelk geruimen tijd de eer had tot de beste der opvoedings- en onderwijs-gestichten