vervolgens naar Italië, legde zich ook op het olieverw schilderen toe, bezocht Zwitserland en vestigde zich te Parijs. Gelijk in Zwitserland, teekende hij in het bosch van Fontainebleau, waar hij woonde, de schilderachtige omstreken af en stoffeerde die met geiten, schapen en ander vee. Naar die schetsen vervaardigde hij vervolgens schilderijen, zoo natuurlijk van toon en zoo schoon geschilderd, dat hij niet alleen in 1780 met algemeene stemmen tot lid der akademie gekozen, maar ook tot schilder des konings benoemd werd. In hetzelfde jaar exposeerde hij de schilderijen op de tentoonstelling in de Louvre. Zij stelden met vee gestoffeerde landschappen voor, in den stijl van Berchem, die zeer werden toegejuicht. Eene plotselinge doch hevige ziekte sleepte hem den 28sten November 1797 naar het graf. De schilder Suvée zond zijne kunstnalatenschap naar zijne broeders en zusters, die ze onder elkander verdeelden. Onder deze kunstschat bevinden zich meer dan 1000 teekeningen naar de natuur, 37 schilderstukken op doek en zeer vele op papier.
Zie Immerzeel, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Kunst-Sch. D. II. bl. 167.