[Gerbrand van Leeuwen]
LEEUWEN (Gerbrand van), werd den 9den September 1643 te Boskoop, waar zijn vader, Cornelis, het leeraarambt bekleedde, geboren, door zijn vader in de voorbereidende wetenschappen onderwezen, en hoorde vervolgens te Leijden de Iessen van Heidanus, Coccejus en Hoornbeek. Op twintigjarigen leeftijd was hij reeds proponent, en in 1665 predikant bij de Hervormden te Velzen. In 1675 vertrok hij naar Amersfoort, in 1678 naar Haarlem, en in 1681 naar Amsterdam. Terwijl hij daar was, nam de regering een besluit, om aan het athenaeum aldaar ook een hoogleeraar in de godgeleerdheid te benoemen, en daartoe van Leeuwen te kiezen. Hij aanvaardde deze taak met eene Oratio de perpetuo Ecclesiae doctrina Mosi, fundamento eorum, quae deinde tradita sunt, Amst. 1686. Zoo wel het professoraat als het leeraarambt, werd door hem met lof bekleed, tot dat hij in 1702 van het houden der openbare lessen werd ontslagen.
Hij huwde in 1669 met 1o Catharina van Cöllen, die hem vier zonen en drie dochters schonk, die allen voor hem stierven, uitgenomen eene dochter Elisabeth, die huwde met Daniel Nys; 2o in 1696 Jacoba Balde, weduwe van Jan van Flamerdingen, doctor in de geneeskunde en ridder van S. Marcus, en overleed den 11 Mei 1721 in den ouderdom van 78 jaren. Van Leeuwen was een zeer verdienstelijk godgeleerde, en maakte zich vooral als bijbeluitlegger bekend. Hij schreef:
Muyderbergs herbouwde Kerckgevaarte over Exod. 20:24, geopent met een toegift voor de Godvrugtige Moeders tot onderwys van hare kinderen, Amst. 1686. 12o.
Sendbrief Pauli aan de Romeynen verklaart, Amst. 1684. 4o. Het eerste gedeelte, bevattende hoofdstuk I en II. In 1688 verscheen te Amsterdam in 2 deelen eene verbeterde uitgaaf, de acht eerste hoofdstukken behelzende, met den titel: Het geloove ende betrachtinge der Heyligen, getrocken uyt haer