Hij verklaarde opentlijk: dat, wat het zakelijke aanging, er in de Hemel op aarde geen twintig regelen voorkwamen, die niet uit Spinoza's schriften waren ontleend, en noemde Leenhof een godverzaker.
Het ontbrak van Leenhof niet aan verdedigers, en onder deze de schrijver van Redekunstige Aanmerkingen ter wederlegging van v.d. Honerts brief, een boek dat inderdaad, hoe zeer zijne verdediging bedoelende, spinozistisch was, en door sommigen, schoon ten onregte, aan Leenhof zelven werd toegekend. Doch in weerwil daarvan, werd niet alleen in Holland het verkoopen zijner schriften door staatsbesluit verboden, maar hij zelve in 1708 door de Overijsselsche Synode van zijne dienst ontzet, en buiten de gemeenschap der kerke gebannen. De kerkeraad te Zwolle bekreunde zich niet aan dit besluit en liet hem in dienst; doch Leenhof achtte het zelf beter om, tot behoud van rust en vrede, van de dienst af te scheiden, en sprak den 1sten Jan. 1711 eene afscheidsrede uit, die in het volgende jaar, schoon door een ander, werd in het licht gegeven, onder den titel van Wel doorwrogte en aanmerkelijke afscheidspredikatie, Amst. 1712.
Leenhof zelve heeft in eene breede lijst van geschriften zijne zaak verdedigd, en ook na zijn dood (1712) bleef zijn aanhang, onder den naam van Leenhovisten of Leenhovianen bestaan, tegen wier dwalingen de Synode tot het laatst der vorige eeuw meende te moeten waken. Hij overleed te Zwolle in Nov. 1712. Zijn portret gaat in plaat uit.
Hij schreef:
J. Coccejus Godgeleerdheit verdedigt, 1684.
Keten der Bijbelsche Godgeleerdheit, Amst. 1700. 2 d. 8o.
Over de Predikatie van Salomon, Amst. 1700. 8o.
Hemel op aarde, Zwol, 1703. 8o.
Hemel op aarde opgeheldert en van onverstand gezuivert, Amst. 1704. 8o.
Zie G.F. Jenichen, Historia Spinozismi Leenhofiani, Lips. 1707; la Rue, Gelett. Zeel. bl. 47, 342; B. Hunnius, Zeeuwsche Buise, bl 70; F. Leenh., Afscheids predik. bl. 29, 30; van Einem, Kerk. Geschied. der XVIII eeuw, D. III. bl. 596; Overijss. Alm. 1854. bl. 261, 262; Ypey, Kerk. Gesch. der XVIII eeuw, D. I. bl. 83, D. VII. bl. 388; Ypey en Dermout, Gesch. der Herv. Kerk, D. III. bl. 240; Kist en Royaards, Archief voor Kerk. Geschied. inzonderheid in Nederland, D. V. bl. 365, 374, 375; Glasius, Godgel. Nederl. e.h.w.; Arrenberg, Naamreg. v Boek, Mourik en Noordbeek, Naamrol van godgel. Schrijv.; Muller Cat. van Portr.