Oranje doende, den braven Kornelis de Lesenne tot leeraar voor zich en zijn huisgezin aannam.
Men weet dat zijn meester, van Egmond, onthalsd, zijn leeraar opgehangen werd en men gist dat hij zelf door Alva is ter dood verwezen. Het blijkt uit het proces crimineel van Egmond, dat hij genoemd wordt 's graven dienaar, die kwalijk gevoelde van het oude geloof, en dat Alva hem niet alleen niet heeft doen vangen en straffen, maar hem slechts voor een korten tijd uit zijn dienst ontsloeg.
Na den dood van Karel Boisot, kwam hij bij sommigen in aanmerking, om tot gouverneur over Walcheren aangesteld te worden, gelijk 's Gravezande uit de notulen van Wet en Raad der stad Middelburg, den 4den Oct. 1575, ontdekte.
Hij zou in dienst zijn gegaan van den Paltzischen keurvorst en in 1617 in den ouderdom van 84 jaren gestorven zijn. Hij had in huwelijk Maria van Schoonhoven, of Maria van Aarschot, gezegd Schoonhoven, vroeger religieuse te Rijnsburg, wier zuster Johanna, gehuwd was met zijn broeder, Rogier van Leefdael. Christoffel's dochter Maria, begaf zich in den echt met Willem van Lyere.
Zie over dat geslacht Butkens, Troph. de Brab. T. II. p. 216-221, 570; Suppl. aux Troph. T. II. p. 135; Christinaeus, Jur. Her. T. I. p. 284; de Rouck, Ned. Heraut, bl. 341; Miraeus, Op. Diplom. T. I. p. 323, 447, 459, 804, T. II p. 1014; J.B. Gramaye, Brux. p. 28; Quart. Génér. T. I. p. 140, 222, 243; Suite du Suppl. au Nob. des Pays-bas, T. II. p. 226, 227; Goudhoeven, Chron. van Holl. en Zeel. bl. 557, 622; van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 768; Strada, de bello Belg. Lib. V. p. 206, Lib VI. p. 330; Hist. der Mart. bl 681; Proc. Crim. des Comt. d'Egmont etc. T. I. p. 32, 40; Balen, Beschr. van Dordr. bl. 1109; Reigersbach, Chron. van Zeel. D. II. bl. 192; te Water, Verb. der Edel. D. II. bl. 114, 492-494, D. III. bl. 547, 548, D. IV. 182, 203; Gargon, Walch. Arcad. D. I. bl. 277; Wagenaar, Vad. Hist. D. VI. bl. 125, 255; Kok, Vad. Woordenb. o.h.w. Hoogstraten, voorts Bor, Me teren, Bentivoglio, Hooft en Groen van Prinsterer, Arch. de la Maison d'Orange Nassau, T. II. p. 34, 35, T. V. p. 283, 305, 318.