gens studeerde hij drie jaren te Montpellier, waar hij zich vooral onder Barbeyrac, den oom van den beroemden Groningschen regtsgeleerde van dien naam, in de medicijnen oefende. Na te Valence den 23 Maart 1677 de doctorale waardigheid verkregen te hebben, vertrok hij naar Parijs, waar hij de voorlezingen van den beroemden Pierre Michon Bourdelot, geneesheer van den graaf de Noailles en later van den prins van Condé, vooral door zijn Recherches sur la Vipère (1670 12o.) vermaard, en de lessen van Nic. Lémery, hoogleeraar in de chimie, bijwoonde. Zich vervolgens in zijne geboortestad neêrgezet hebbende, werd hij, wijl hij zich onvoorzigtig over geestelijke zaken had uitgelaten, genoodzaakt de vlugt te nemen en kwam met zijn broeder, tegen het einde der maand October 1685, te Rotterdam aan en begaf zich naar Leeuwarden, waar hij zich neêrzette, en de praktijk uitoefende. Toen dagelijks de roep van zijne bekwaamheden grooter werd, benoemden hem curatoren der hoogeschool te Franeker tot lector in de geneeskunde, den 27 Mei 1691 tot buitengewoon, den 6 Mei 1693 tot gewoon hoogleeraar in de geneeskunde, welke laatste betrekking hij den 22 Junij van dat jaar aanvaardde met eene redevoering de Officio Medici. In Februarij 1701 werd hij ook hoogleeraar in de botanie, in plaats van den overleden Phil. Matthaeus, ook gaf hij, na het vertrek van Abraham Cyprianus naar Leyden,
lessen in de anatomie. Zijn voordragt was duidelijk en praktikaal, zijn praktijk gelukkig, zoodat de princesse weduwe van Oranje-Nassau hem tot haren lijfmedicus benoemde. Vriemoet vermeldt, dat Latané vooral gebruik maakte van de Pulvis Sympatheticus. Hij overleed den 26 Julij 1726. De hoogleeraar Albert Willem Melchior hield eene lijkrede op hem. In 1694 huwde hij Margaretha, dochter van Abraham Steinda, S. Theol. en Phil. Doct., hoogleeraar te Franeker en van Fedina Mensenburg, die hem drie kinderen schonk: Anna, gehuwd met Dominicus Balck, hoogleeraar in de regtsgeleerdheid te Franeker, Catharina en Sara. Behalve zijne inaugurele oratie, in 1693 te Franeker in fol. gedrukt, heeft hij geen geschriften uitgegeven. Zijn broeder Isaac, die met hem uit Frankrijk vlugtte, werd predikant te Thiel en in 1705 te Heusden, waar hij in 1706 stierf.
Zie Vriemoet, Ath. Fris. p. 694; Vrije Fries. D. VI. bl. 383.