[de Larrey of de Larray]
LARREY (de) of de Larray, zoon van den generaalmajoor van dien naam, werd, op voorstel van Zijne Hoogheid, door hunne Hoog Mog., in het laatst van 1748, tot minister van dezen staat aan het hof van Frankrijk benoemd, om de zaken van de republiek aldaar waar te nemen, tot dat een extraordinair ambassadeur van hier derwaarts zou gezonden zijn. Van Wijn meldt dat hij en de heer Marcelis naar Frankrijk gezonden werden, om met het Fransche bewind te handelen over de hernieuwing van het verdrag van koophandel van den jare 1739. Zulks mislukkende, keerden zij naar Holland terug, doch vertrokken spoedig wederom derwaarts om pogingen tot een nieuw verdrag aan te wenden. Men wilde de Nederlanden wel begunstigen, doch geen tractaat van koopbandel met hen sluiten. In 1749 werd hij met van Deurs, gewezen secretaris van den ambassadeur van Hoeij, naar St. Malo gezonden, om met 's Konings gemagtigden de vrijgeving der prijzen, die, na verloop van zes weken, sedert de teekening der voorafgaande vredepunten, door de Fransche kapers prijs gemaakt waren, te regelen. Larrey, die 21 Mei 1749, als minister aan 't hof van Frankrijk verbleef, werd door eenige pachtbedienden in zijne woning overvallen, doch ontving van den koning volkomen genoegdoening.
Zie van Wijn, Bijv. op Wagenaar, Vad. Hist. D. XX. bl. 92, 101, 103, 108-110. Ned. Jaarb. 1748. bl. 1227.