copij zich thans nog bevindt bij zijne eenige dochter, J. Laquy, douarrière Vermeer, te Kleef. Deze copij is van te grooter waarde, omdat het oorspronkelijke van Dou op de zeereis naar Rusland is te loor gegaan. In 1769 werd hem door de Stads-Teeken-Akademie de gouden eerepenning toegewezen. Hij legde zich vooral toe op het teekenen en schilderen van binnen-huizen en gezelschap-stukken, die, meest uit den deftigen stand genomen, vrolijk en aangenaam van toon, maar te weinig zedig van kleur en ook niet met genoegzame vlijt naar het leven zijn bewerkt. Hetzelfde geldt van zijne teekeningen. Volgens Kramm heeft hij ook portretten vervaardigd, o.a. dat van den dichter Lucas Pater.
Hij stierf in 1798 te Kleef.
Zie Immerzeel, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Schild. D. II. bl. 159. Kramm, Lev. en Werk. der Holl. en Vl. Schild. D. I. bl. 952.