Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 11
(1865)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 140]
| |
logende partijen, de Spanjaarden en Nederlanders, het verblijf in zijn graafschap werd verboden, rustte hij daarna eenige oorlogschepen uit, zoo het heette, tot bevestiging van den Eemstroom en van den koophandel op Emden, doch, volgens de meening van sommigen, om de koningsche steden mondbehoeften toe te voeren en zijne havens voor haar open te houden. Ook de Staten hielden eenige oorlogschepen op de Eems, waarover Langhaar als admiraal het bevel voerde. Deze schreef, dat men het krijgsvolk des Graven op een zonderlinge wijze in eed nam, gietende hen bij deze plegtigheid, zeker water op het hoofd, waardoor dien eed de gedaante van eenen doop kreeg.
Zie Bor, Nederl. Hist. B. XXI. bl. 694; Wagenaar, Vad. Hist. D. VIII. bl. 69; van Wijn, Bijvoegs. en Aanmerk. op dat deel, bl. 37; Resol. Holl. 18 Maart, 5 Dec. 1585, bl. 194, 750. |
|