[Christophorus van Langerak]
LANGERAK (Christophorus van), Remonstrantschgezind leeraar, werd in 1619 door de Utrechtsche Synode afgezet als predikant van Harmelen, weigerde stilstand te teekenen en werd den 6den October gebannen, om binnen acht dagen het land te verlaten. Den 5den Augustus 1629 werd hij door de vergadering verzocht Tiel te bedienen. Hij was in de vergadering van 6 tot 9 Februarij 1621 te Antwerpen. Met Liesselius en Paschier werd hem door de vergadering in de schuilplaats (1624) de bediening van Rotterdam en Bleiswijk opgedragen. Toen hij in 1632 tot leeraar te Waddingsveen werd aangesteld, woonde hij reeds sedert eenigen tijd te Gouda, waar zijne huisvrouw eene nering had, en bediende die gemeente met Lomannus in commissie. Ook bleef hij daar wonen, terwijl hij de gemeente te Waddingsveen bediende, wijl de gemeente aldaar nog geene woning had voor haren predikant. Hij legde in 1658 grootendeels zijne dienst neder. In 1660 ter groote vergadering te Rotterdam gekomen, moest hij door ziekte naar huis keeren, en overleed in hetzelfde jaar.
Zie Brandt, Hist. der Ref. D. III. bl. 970, 971; Tideman, de Rem. Broed. bl. 47, 73, 192.