Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 11
(1865)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |
schepen slaags, die hem, aan den grond geraakt zijnde, van alle zijden omsingeld hadden. Zijn volk zich door zulk een overmagt genoegzaam verwonnen achtende, wist welk een lot het, indien het in 's vijands hand viel, wachtte, dies men goedvond liever den brand in de kruidkamer te steken, 't geen door een hunner ook stoutmoedig volbragt werd.
Zie van Meteren, Ned. Hist. fol. 72; Hooft, Ned. Hist. bl. 230; van den Bosch, Leven en Daden der Doorl. Zeeh. bl. 221; la Rue, Heldh. Bestand, bl. 192; J.C. de Jonge, Gesch. van het Ned. krijgsw. D. I. bl. 177, 298; Collot d'Escury, Holl. Roem in Kunst. en Wetensch. D. II. bl. 71, 201, 202. |
|