[Gerard de Lange]
LANGE (Gerard de) Cornelisz., burgemeeester van Gouda, in 1551 geboren, werd in 1580 lid der vroedschap in zijne geboorteplaats, en later in verschillende staatscollegiën afgevaardigd. De Groot noemde hem ‘een oud, vroom, patriot.’ Van zijne wijsheid en gematigdheid gaf hij o.a. proeven in den twist, tusschen Lipsius en Coornhert, over het ketterdooden en de vrijheid van conscientie. Lipsius, die deze leer voorstond en de zwakheid er van scheen te gevoelen, zocht ter vergadering der Staten van Holland door te drijven, dat niemand tegen zijn boek over de politie zou mogen schrijven. De Lange hield dit bevel tegen door het wijs gezegde:
‘Indien Lipsius waerheit schrijft, soo sal men door de krachteloose aanvechting daerop vaster mogen steunen. Maer indien er iemant eenig bedrogh tot 's landts nadeel in vindt, dat wij niet sien, wat schaedt verbetering?’
Hij was met de pensionarissen de Groot, Hoogerbeets en de Haan in 1618, tegenwoordig bij de handeling met Utrechtsche afgevaardigden, ten huize van den heer Trezel, om het afdanken der waardgelders, met het gevolg dat hij met nog negen zijner ambtgenooten door prins Maurits werd afgezet. De vroedschap van Gouda meende vertoogen te moeten doen, om de ophanden zijnde wederregtelijke verandering voor te komen. Maurits verscheen in den raad, de Lange deed, schoon te vergeefsch, eene ernstige vermaning om hem van zijn oogmerk te doen afzien. De Groot merkte naderhand in zijne Verantwoording (ofschoon hij dit lot van ganscher harte aan den burgemeester gunde) op, dat de handelwijze om denzelven vrij te laten, aanmerkelijk afstak bij die jegens hem en zijne medegevangenen gehouden, aan wien men deze bijeenkomst als de grootste misdaad in de sententie toekende.
De Lange was gehuwd met Maria Gerrits Oudeveld, en stierf den 12den Julij 1636.