die alles in goede orde bragten en het land voorts naar cisch bebouwden en bewoonden.
De oudste dezer broeders, Adriaan Lampsins was bewindhebber der geoctrojeerde Oost-Indische Maatschappij ter kamer Zeeland: de jongste, Cornelis Lampsins was Raad, en in 1650, 1651, 1652 Burgemeester der stad Vlissingen, ook Gedeputeerde wegens Zeeland ter vergadering der Heeren Staten Generaal. Hij was een man van onschendbare trouw, en groote bekwaamheid, minzaam van omgang, en brandende van ijver om den luister en roem zijns vaderlands te bevorderen en het in naauwe verbindtenis te houden met die Mogendheden, die deszelfs oude bondgenooten waren, onder welke ook Frankrijk behoorde. Koning Lodewijk verhief hem uit eigene beweging tot Baron van Tabago en schonk hem in 1662 de Ridderorde van S. Michiel. Het oorspronkelijk perkamenten stuk in zilveren doos, berust nog onder den heer Lampsins van de Velden te Utrecht, erfgenaam van het thans uitgestorven geslacht Lampsins. Bij Anna Bouwens Schot liet hij 2 zonen, Johan en Gelein Lampsins, na.
Zie Rochefort, Hist. Nat. et Mor. des Ant. de l'Amér. p. 16. Dez. Tableaux de l'Isle de Tabago, p. 68, 72. G. Brandt, Leven van de Ruiter, bl 5, 7. Aitsema, Zaken van Staat en Oorl. D. III. bl. 145. Meertsch, Violett. of plicht-schuld. begroet aan den heer Corn. Lampsins, 1660. Smallegange, Chron. van Zeel. bl. 566, 672. la Rue, Staatk. Zeel. bl. 72. Wagenaar, Vad. Hist. D. XI. bl. 162 D. XIII. bl. 119. Leven van Fred. Hendr. D. I. bl. 504. de Jonge, Ned. Zeew. D. I. bl 315; Kron. van het Hist. Gen. D. V. bl. 59, D. VI. bl. 190, 294, D. VI. bl. 14, D. X. bl. 466; Scheltema, Staatk Ned. D. I. bl. 14; Gargon, Walch. Arcad., D. II. bl. 79; Muller, Cat. van Portr.