te hebben toegelegd, begaf hij zich later tot het landschap, en zond verschillende duin-, bosch- en bergachtige landgezigten, naar tentoonstellingen, die met genoegen werden aanschouwd.
Ook maakte hij plaatjes voor enkele werkjes van zijn stadgenoot en vriend, R. Feith, en bekleedde verschillende betrekkingen in zijn geboorteplaats.
Zie Immerzeel, Levens der Holl. en Vlaamsche Kunst-Schild. D. III. bl. 147, 148.