Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 10

[Gerardus Kulenkamp]

KULENKAMP (Gerardus), geboren te Bremen, 30 October 1700, werd in Junij 1726 als proponent te Nieuwloosdrecht beroepen, in 1729 als predikant van de Gasthuiskerk te Delft, in 1730 te Deventer, voor welk beroep hij bedankte, in 1733 te Amsterdam. Hij sloeg in 1739 een beroep te Bremen, met aanbieding van het Professoraat in de godgeleerdheid, af en stierf te Amsterdam, den 9 October 1775. Hij huwde 1 Dec. 1722 met Alida Maria Franszen, die hem eene dochter en twee zonen schonk. Zijn portret is zeer fraai door J. Houbraken gesneden.

Hij schreef:

Verhandeling tegen het vooroordeel van 't menschelijk gezag, 1722. (in 't Latijn).

Over Psalm III, Amst. en Dordr. 4^o.

Naakt ontdekte Enthusiastery, Geestdryvery en bedorvene Mystiekery der zoogenaamde Hernhutters, Amst. 1750. 2d. 4^o.

Het geopenbaarde geheim der ongeregtigheden der Hernhatters, Amst. 1743.

Verzameling van Edicten en Placaten tegen de Hernhutters, Amst. 1749. 4^o.

Memorie wegens de Hernh. te Zeist, Amst. 1750.

A. Valck, Anatomie der Hernh. Sectie. met aanm. van Kulenkamp, Amst. 1750.

Anatomia der Hernhutsche Secte, Amst. 1735, 1750. 8^o.

Eerste beginselen van het voorbeeld der gezonde Woorden, Amst. 1747, 1753. 8^o 2e druk.

De naam van Jehovah, Israëls rots-steen van God zelve opentlyk, ten aanhore van Hemel en aarde, uitgeroepen, of het Goddelyk pleidooi, waar in alle de wegen van Jehovah met Israël tot hiertoe ingeslagen en verder tot aan het einde der wereld te houden in twee onderscheidene vierscharen voldingende en tot overtuiging van Israël bepleit en gerechtvaardigt worden, Amst. 1757, 1758. 2 d. 4^o.

Eenvoudigste eerste beginselen der Leere, of kort begrip van het voorbeeld der gezonde Woorden, Amst. 1750, 1769. 3e dr. 8^o.

[p. 431]

Vernieuwde en verbeterde School- en Huis-Bybel of verhaal der Bybelsche Geschiedenissen, met pl. Amst. 8^o.

Bybelschat of voornaamste Geschiedenissen van het O. en N.T. Amst. 2 d. met pl. 8^o.

Over Psalm CXIX, 4^o.

Diacrisis Modesta Quaestionis Philologico-Hermeneuticae, nuper admodum motae, circa Ellipsin Litterae vel particulae interrogantis in codice Hebraeo-Biblico, num ea sit omuino eliminanda et premenda, an vero, sed non temere admittenda 2 Part, Amst. 1764. 8^o.

De waare boetvaardigheid vertoond in het voorbeeld van den boetvaardigen David, of geschetste uitbreiding en zaakelyke verklaringe van den 51 Psalm. Met bijgevoegde Aanmerkingen uit de Oudheid- Taal- en Letterk. Amst. 1743, 1744, 4^o, 2e druk.

J. Tyken en G. Kulenkamp, Twist-schriften.

Eenige verhandelingen in de Letterk. Verlustingen bij Lovering.

Zie Boekz. der Gel. Wereld, 1726. a. bl. 757, 381; 1729. b, bl. 223, 373, 1730 a. bl. 250, 1733. a. bl 725. b. bl. 104, 1739. b. bl. 358, 1758. b. bl 247, 1760. b. bl. 3, 1764. a. bl. 216; Glasius, Godgel. Nederl. afl. 7, bl. 320; Arrenberg, Naamr. bl. 292; Kerk. Regist. der Amst. Pred. van H. Croese, bl. 222; Miscell. Groning T. III. p. 454, 622; Mourik en Noordbeek, Naamr. van Godgel. Schrijvers, Cat. van der Aa, bl. 65; Cat. Heringa, bl. 206; Cat. de Groe, bl. 144.