Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 10
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 392]
| |
als student te Harderwijk ingeschreven, waar hij zich op de godgeleerdheid toelegde. Vooral echter slaagde hij in de Oostersche talen en verbazend was de gemaakelijkheid, waarmede hij, zonder er bijna eenige moeite op te doen, gansche reeksen van Hebreeuwsche en bovenal Arabsiche verzen in het geheugen opnam. Zijn proefschrift (Specimen Academicum in Nahumi vaticinium, Harderw. 1808) dat hij onder voorzitting van zijnen leermeester J.H. Pareau verdedigde, wordt voor het beste gehouden dat wij over dien profeet bezitten. Predikant te Velp geworden, beletten hem herhalde ziekten en huisselijke bezwaren, zoo veel als hij wenschte, zich op zijne geliefkoosde studie toe te leggen. Welligt op het punt om als hoogleeraar in een ruimeren kring werkzaam te zijn, werd hij 1 Januarij 1825 uit het leven weggenomen. Hij schreef in de Godgel. Bijdragen eenige boekbeoordeelingen en verhandelingen, o.a. zijne Verhandelng over de vraag, of er eene terugkeering der Joden naar Palestina al of niet te wachten zij in de Godgel. Bijdragen, D. XI. bl. 337 verv.
Zie Kist en Royaards, Archief, D. IV. bl. 274; Bouman, Gesch. der Geld. Hoogesch. D. II. bl. 569; verv. Glasius, Godgeleerd Nederl. St. VII. bl. 314. |
|