hij door zijne makkers smadelijk bejegend. In volgenden leeftijd liep het hem mede en werd hij een vermogend man. Thans dacht hij aan zijn wedervaren in zijne jeugd, en, om behoeftige kinderen voor soortgelijke ontmoetingen te behoeden, besprak hij bij uitersten wille, aan de school van Leimuiden, alsmede aan die van Rijnzaterwoude en Leiderdorp, een zekere som gelds, met beding, dat van de intresten zooveel turf moest gekocht worden, als jaarlijks het rijkelijke schoolgebruik was. Zijne laatste wil werd een reeks van jaren uitgevoerd.
Zie Kok, Vad. Woordenb. D. XXI. bl. 329.