[Jan Pietersz Koppelstok]
KOPPELSTOK (Jan Pietersz) veerman of binnevaerder te Brielle, was een van die burgers, die 's prinsen zijde en de nieuwe leer waren toegedaan, en reeds in 1569 als ouderling der gemeente aldaar vermeld staat. Hij was een gregel en stout man, die dikwerf met dezen en genen, bijzonder over de haringnering, in twist was, zelfs zoo, dat hem in October 1570, op bedreiging van gijzeling, gelast werd III p. voor een ton haring te betalen aan Willem Cornelisz Brouwer, die toen raad, en bij de komst der Watergeuzen, regeerend schepen van den Briel was. Het is bekend dat hij, toen de Watergeuzen voor de stad lagen, nadat hij de lieden, die hij met zijn veerschuit van Maaslandsluis naar den Briel had gebragt, aan land had gezet, aan boord van de vloot roeide en naar Treslong, wiens vader baljuw van den Briel geweest en hem wel bekend was, vroeg; Treslong, hem bij Lumey bragt, zeggende: ‘dat deeze de regte was om hem dienst te doen,’ en dat men hem naar de stad zond, Treslong's zegelring en geloofsbrief medegevende. Op het stadhuis, waar de raad vergaderd was, diende hij aan, ‘dat hem bij den grave van der Marck, Treslong en andere hoplieden des prinsen van Oranje, gevergd was te verzoeken, dat de wethouderschap