doeson. De hooge waterstand liet nu toe, tot boven Tewei op te stoomen. Men vond alles vredelievend gezind.
In December werd de kommandant van de Onrust met den gezaghebber van de Doeson op nieuw met eene zending in dat stroomgebied belast. Om de - zoo men meende - vredelievende bevolking niet af te schrikken door magtvertooning, bekwam de Onrust ditmaal geen detachement.
Den 19den December des morgens ten 10 uur kwam de Onrust ten anker in het midden der rivier voor de uit slechts weinige huizen bestaande kampong Lontontoer. Die kampong ligt even beneden de uitwatering van de Tewei; de rivier de Barito of Doesoen is daar ongeveer 300 voet breed; aan den linkeroever vóór de kampong lag een lang rakit (vlot) ter breedte van 10 à 15 voet.
Denzelfden dag werden de hoofden in de Tewei, Lahei, Moeroeng en Siang schriftelijk opgeroepen; Vrijdag den 23sten ontving men daarop antwoord. De vijf hoofden zouden afkomen; twee hunner, door ziekte verhinderd, zouden zich laten vertegenwoordigen.
Den 24sten vernam men, dat het hoofd van Moeroeng en Siang Toemenggong Soera Patti met veel volk zoude afkomen. Van af dien datum werd stoom opgemaakt.
Maandag den 26sten, des avonds, zond het hoofd van Moeroeng een' zijner volgelingen aan boord, om kennis te geven van zijne aankomst en dat de overige hoofden en de praauwen ¼ uur boven Lontontoer verzameld waren. Men vernam, dat het aantal praauwen (Djoekong) ruim 100 bedroeg en ieder van 5 tot 12 mannen bevatte. Onder deze meende men te hebben opgemerkt zekeren Goesti-Lias (aanhanger van Ontassari).
Den zendeling van Soeroe-Pattie werd opgedragen zijn meester te verzoeken, den volgenden morgen vroegtijdig met de praauwen af te zakken, en deze aan het rakit, waarvan boven gesproken is, te verzamelen.
Aan dat verzoek werd gevolg gegeven. Kort na het opgaan der zon, op den 27sten, zakten de praauwen af en verzamelden zich op de aangewezene plaats bij het rakit; zij lagen dan op 80 à 100 voet afstands aan stuurboordzijde van de Onrust. Niets, dat hostile gezindheid verraadde, werd waargenomen.
Een der gegoede en goedgezinde handelaren van Marabahan vergezelde den gezaghebber op deze reis; hij moest dienen tot intermediair tusschen hem en de hoofden. Deze werd omstreeks 7 uur naar Soeroe-Patti gezonden om hem uit te noodigen aan boord te komen, onder aanbeveling dat bezoek zonder veel gevolg te doen; vermits men anders aan zijne goede gezindheid zoude kunnen twijfelen, Eenige oogenblikken