[Abraham de Koninck]
KONINCK (Abraham de) de Coninck, de Koning, Koningh of Kooning, te Belle in Vlaanderen geboren, doch van daar waarschijnlijk om de plakaten van Alva gevlugt, vestigde zich te Amsterdam, en was aldaar lid van de Brabantsche rederijkerskamer: 't Wit Lavendel. Met zijn medelid, den Antwerpenaar, Jan Sieuwertsen Colm, hielp hij door zijne gedichten den grooten bloei van het Nederduitsche tooneel voorbereiden, en bekleedt als zoodanig een eervolle plaats naast zijne meer beroemde tijdgenooten Hooft, Costea en Brederoo. Zijne zinspreuk was: Blyft volstandick Van hem zijn in het licht gegeven:
Jephthahs en zyn eenighe dochters, treurspel Amst. 1615.
't Spel van Sinne vertoont op de tweede lotery van d'arme oude mannen en vrouwen gasthuys, tot lof en eer der wytheroemden stadt Amsterdam, Regel: Laet meest elck een door liefde tot d'armen hem beweghen, soo erft hy Godes ryck en hier zyn milde seghen, Amst. 1616. 4o.
Spel ter inkomste van de Brabandtsche kamer te Amsterdam, 't Witte Lavendel, op de Rederykersfeest te Vtaerdingen in 1617; voorkomende, in Vlaerdings Redenryckbergh, enz. Amst. 1617. 4o.
Achabz treurspel op de regel: Al is de loghen snel, de waarheit achterhaalt se wel, Amst. 1618 8o.
Simson's treurspel op de regel: Wie zyn leet met leet wil wreken, Simson's kracht sal hem ghebreken, Amst. 1618. 4o.
Zie Willems, Belg. Museum, 1845. bl. 817 en volgg.; Gaillard, Influence de la Belgique sur les Provinces Unies, p. 175, 176; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid. D. I. bl 126.