woedende volk en woonde vervolgens in een klein huis Meekmastate te Ferwerd, waar hij, tot eene gedachtenis van de brandschade, hem toegebragt, op het hek potten met vuurvlammen plaatste.
Hij bleef in zijne ambten en commissien en overleed in het voorjaar van 1770. Hij stond bekend als een kundig regtsgeleerde en als een man van orde. Het schoon en krachtig advies tegen de erfelijk verklaring van het stadhouderschap in de vrouwelijke linie, hetwelk wegens de rondheid van taal, vooral in die dagen, opmerkelijk was, en bij Cerisier (D. X. bl. 407) gedeeltelijk is bewaard gebleven, is door hem ter kamer van Oostergoo uitgebragt. Hij was gehuwd met Titia van Burum.
Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietmann. bl. 56-58.