[Ludovicus Kluit]
KLUIT (Ludovicus), zoon van Willem Kluit en Cornelia Louisa de la Coste, dochter van den Dordschen predikant Ludovicus de la Coste, geboren te Dordrecht den 8sten Augustus 1723, werd, proponent zijnde, beroepen op den Hitzert in 1749. Zeer onverwacht overleed bij te 's Gravenhage, bij gelegenheid van een bezoek aldaar, den 8sten Julij 1782. Hij was in 1755 gehuwd met Abigaël van Driel, te Oud-Beijerland, die hij naliet met drie zonen. Hij beoefende de Nederduitsche dichtkunst, blijkende onder anderen uit een Vaarwel aan Woerden, wanneer aldaar in 1761 de synode gehouden was, en uit een klinkdicht voor de Gedichten van J. Badon en K. Ghyben, 1756.
Verder ziet het licht:
Juvenilia, of zevental van Leerredenen, Leid. 1766. 4o.
Zie Boekz. der gel. wereld, 1761, b. bl. 211; Brans, Kerk. Regist. bl. 16; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 414, 415; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid., 2de Bijv. bl. 152; Heringa, in den Algem. Konst- en Letterb. 1848. D. I. bl. 180.