[Roelof de Klover]
KLOVER (Roelof de), geboren te Culenborg den 2den Februarij 1792, werd op 21jarigen leeftijd aan de universiteit te Straatsburg met den titel van bacelier in de letteren vereerd. Hij aanvaardde in 1815 het predikambt bij de Luthersche gemeente te Bergen op Zoom en in Augustus 1816 bij die te Breda, waar hij den 15den Julij 1834 overleed, en om zijn edel hart en voortreffelijke hoedanigheden algemeen bemind en betreurd werd. Twee leerredenen zien van hem het licht en zijn getiteld:
Vaderlandsche Opwekkingsrede, Breda, 1830. 8o.
Leerrede ter Gedachtenisviering der grootmoedige zelfopoffering van J.C.J. van Speyk, Breda, 1831. 8o.
Beide zijn getuigen hoezeer hij voor vorst en vaderland gloeide en hoe hem 's lands heil ter harte ging.
De Klover beoefende ook niet onverdienstelijk de Nederduitsche dichtkunst. Slechts weinige zijner voortbrengselen zijn door den druk bekend gemaakt. Eene proeve van zijn dichttalent gaf hij in het keurig overbrengen van Hoeufft's Latijnsche lijkhulde op P.H. Marron getiteld:
Lijkzang op den WelEerwaarden Zeer Geleerden Heere Paulus Henricus Marron, door Mr. J.W. Hoeufft het Latijn vrij gevolgd door R. de Klover en Jan J.F. Wap, Breda, 1832. 8o.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1834. D. II. bl. 65, 117-120; van der Aa, Nieuw Woordenb. van Ned. Dicht.